Een fantastische reis door Nieuw-Zeeland!

Een fantastische reis door Nieuw-Zeeland!

door Sander & Astrid

Het heeft ruim anderhalf jaar gekost om dit boekwerk in papieren vorm in onze handen te krijgen. Dat is een lange tijd, maar je weet hoe dat gaat. Je schrijft en je schrijft, en in mijn geval in allerminst leesbaar schrift, en uiteindelijk moet het boeltje nog uitgewerkt worden. Dat is ook geen punt, als je er maar goed voor gaat zitten. Dat deed ik dan ook.

Ondanks dat ik soms moeite had om m'n eigen handschrift te ontcijferen, was het maken van dit reisverslag echt een genot om te doen. Ten eerste omdat alles wat we meegemaakt hebben weer even heel kort geleden leek. Het zoeken op internet naar bruikbare afbeeldingen droeg daar zeer aan bij en zorgde er regelmatig voor dat het verder uitwerken van het verslag stokte.

ZELF NAAR Nieuw-Zeeland?

Bekijk alle 86 reizen naar Nieuw-Zeeland

Of het typen van dit verslag meer werkt gekost heeft dan het plannen van de hele reis kan ik niet goed meer beoordelen. Het plannen van de vakantie was een heidens karwei, maar dat proces rustte vooral op Astrid haar schouders.

De diverse offertes en contacten die gelegd werden had zij al aangevraagd en gemaakt, nog voordat ik echt besefte dat we zo'n enorm eind weg zouden gaan… en dan ook nog bijna een maand lang; iets wat achteraf misschien nog wel te kort is geweest.

Je zou bijna denken dat Astrid na onze vakantie niet veel meer te doen had (op het eindexamen na dan, waarvoor ze tijdens de vakantie heeft zitten leren), maar gelukkig was daar opeens die dikke buik. Dat ze zo snel zwanger is geworden schrijf ik nog steeds toe aan het feit dat we ondanks het drukke schema even helemaal uit de voor ons bestaande omgeving weg waren en er zo een extreme vorm van rust over ons heen is gekomen.

Astrid dus in de weer met de schoonmaakhormonen en ik werkte ondertussen met de Lonely Planet en de Capitool gids bij de hand, de twee schriften vol gekrabbel uit tot ruim tachtig pagina's verhalen, bezienswaardigheden, anekdotes en grappige, maar soms ook angstige situaties.

Ik had wel twee keer zoveel bladzijden kunnen produceren, maar net als de DVD, die voorrang kreeg boven dit verhaal, heb ik flink gesneden om zo iets te maken wat ook interessant en leuk voor anderen kan zijn om te lezen en te bekijken. Dus geen ellenlange beschrijvingen van uitzichten of details die beter in de privésfeer thuishoren, maar wel al de avonturen die we meegemaakt hebben in Nieuw-Zeeland.

De andere kant van de wereld

We waren nog maar net twee maanden terug uit het prachtige Zuid-Afrika (november 2003) en de volgende reis stond alweer gepland. Een vlot kijkkwartiertje bij Roda '23 in andermans fotoboek op de bar had ons al snel doen denken aan een lange reis naar Nieuw-Zeeland. Binnen enkele dagen lagen de reisgidsen overal in ons huis en in 'no-time' waren de heen en terugvlucht al geboekt bij Japan Airlines.

Het plan was om op eigen gelegenheid het land te gaan verkennen; iets waar de gemiddelde verweg-toerist ongeveer 2 tot 3 maanden de tijd voor neemt. Met ons werk in het achterhoofd, moest het bij ons in maximaal één maand gaan gebeuren… iets wat volgens zeggen niet mee blijkt te vallen.

Nieuw-Zeeland is immers enkele malen groter dan Nederland en heeft een lengte van Groningen tot Zuid-Spanje. Daarbij is er zo belachelijk veel te zien en te beleven dat 30 dagen erg kort is, zeker als je bedenkt dat je al ruim 24 uur kwijt bent om van ons koude kikkerlandje naar de eindbestemming te komen; en dan moet je nog een keer terug ook.

Een goede planning is dus onontbeerlijk! Een planning maken voor een reis in een land waar je nog niet eerder geweest bent valt niet mee. Hoe lang rij je immers over een afstand van plaats A naar plaats B en wat is er precies te doen in plaats A en plaats B? Honderd kilometer per uur rijden? Dan reken je ook 100 kilometer per uur, niet wetende wat de plaatselijke transportomstandigheden zullen zijn.

Een flinke dosis moeite en onwetendheid, een stapel reisgidsen, aantekeningen en een grote fles wijn liggen ongeveer twee weken lang op de keukentafel (op de wijn na dan, die verversten we regelmatig), maar uiteindelijk staat een erg drukke, maar goed onderbouwde planning op papier… het lijkt wel of we aan het werk zijn!

Diverse reisverhalen en anekdotes deden ons nog regelmatig de planning aanpassen, totdat het eindelijk 3 oktober 2004 was… de herfst had zijn intrede inmiddels flink gedaan. Vallende bladeren of niet, wij gaan letterlijk naar de andere kant van onze planeet en daar is het net lente. Wat een mooi vooruitzicht!

Vertrek

Nadat het zondag eindelijk zover was dat Beppie ons naar Schiphol ging brengen, duurde het allemaal niet erg lang voordat we al in het vliegtuig zaten. De tijd die doorgebracht moet worden op het vliegveld tussen het inchecken en het instappen in, weten we met al onze vliegveldervaring inmiddels goed door te brengen.

Ons vliegtuig is zo'n typisch vliegtuig waarbij je denkt: zó, dat zo iets blijft vliegen!? Een Boeïng 747-400; een Japanse welteverstaan en ook vol met Japanners dus! Je hebt niet veel ruimte in zo'n Jumbojet, maar in eerste instantie lijkt het allemaal wel mee te vallen. Achterin het vliegtuig kijken we onze ogen uit naar de spleetogen en doen we ons tegoed aan onze eerste maaltijd met stokjes. Gelukkig hebben ze ook normaal Westers bestek, iets wat vooral voor onze kleding, die nog 24 uur mee moet, ook erg prettig is.

In de stoelen voor ons, zitten schermpjes. Breedbeeldschermpjes die via ongeveer 10 kanalen allerhande films vertonen. De luxe van 50 films met selectieve ondertitels zoals tijdens de terugweg vanuit Afrika hadden we nu niet, maar we mochten zeker niet klagen. De meest recente films als Spiderman 2 en Van Helsing vullen onze eerste uren, waarna het gebrek aan ruimte en daadoor ook slaap op begint te breken.

Benen links, hoofd rechts, benen rechts, hoofd links; het maakt allemaal niet veel uit. Astrid weet met haar beduidend kortere lengte de slaap nog wel te vatten, maar ik tuur met steeds rodere en drogere ogen voor me uit. Door de steeds smallere ruimte tussen mijn oogleden begin ik steeds meer op een Japanner te lijken.

De om de vijf minuten langslopende vliegtuigpassagiers en drankkarretjes doen mijn momenten van slaap niet langer maken dan enkele minuten. Ook een wisseling van plaats met As helpt niet. De Japanner achter me is voor de gelegenheid op de grond gaan zitten in de hoop de slaap te vatten.

Het moment dat ik eventjes slaap, lig ik met mijn hand op de twee cameratassen om ze tegen de voeten van de knikkebollende Japanner te beschermen; daarbij schijnen Japanners dol op moderne apparatuur te zijn! Het vliegtuig heeft buiten blijkbaar camera's hangen, want tijdens het vliegen zien we beelden van onder en voor het toestel. Leuk bij het opstijgen, maar op 11 kilometer hoogte is het effect miniem.

Zodra de landing is ingezet laat het videoscherm continu het zicht van voor het vliegveld zien. Het lijkt stevig te waaien want we zwabberen flink heen en weer tijdens de glijvlucht naar de landingsbaan van Narita Airport nabij Tokio. De laatste honderd meter dalen bestaat uit valbewegingen waarbij het vliegtuig in stappen van zo'n 10 meter naar beneden lijkt te vallen; Iets wat Astrid haar maag geen plezier doet. Bij de landing slaat mijn hart een slag over als het toestel met een flinke klap het asfalt op zwabbert. Gelukkig loopt het allemaal goed af.

De warme temperatuur, de tocht naar beneden en de algehele lengte van de vlucht laten ons behoorlijk brak achter op het Japanse vliegveld. We kijken onze ogen uit naar de krioelende Japanners. Ze zijn inderdaad zo klein als je verwacht en ik kijk dan ook steevast over alles en iedereen uit. Op het vliegveld is het ook erg warm, al lijken de Japanners zelf er geen last van te hebben. In tegendeel, ze zijn allen dik aangekleed alsof het 10 graden vriest.

Het is hoog tijd voor een Engelse douche (deodorant spuiten) en een toiletbezoek, waarna we de volgende vlucht gaan opzoeken. Bij het uitkomen van de slurf en het verlaten van de gate hebben we nieuwe boardingpasses gekregen van een tweetal Japanse dames welke 'ons Hollanders' op stonden te wachten, voorzien van hagelwitte A4tjes met onze namen erop.

Bij de op de boardingpass vermelde gate blijkt al snel dat we een andere gatemoeten hebben. Gelukkig is het niet erg ver lopen en bij de nieuwe gate genieten we van de frisse lucht blazende airco. Hier houden we het wel een uurtje uit! Zodra we alle gevoel voor dag en tijd kwijt zijn, stappen we het vliegtuig van Nieuw- Zeeland Air in.

Het toestel, wederom een Jumbo 747-400, heeft een prachtige airbrushtekening van The Lord of the Rings op de buitenkant en blijkt bij binnenkomst een stuk ruimer van opzet dan de Japanse versie van dit vliegtuig. Zelfs ik kan met mijn 1 meter 91 languit in mijn stoel liggen. Het duurt dan ook niet lang voordat we allebei na de getoonde film in een diepe slaap vallen. De temperatuur is hier een stuk aangenamer, zodat zelfs een deken extra warmte moet brengen.

De crew bestaat voornamelijk uit mannen op leeftijd. Geen lange blondine als stewardess, maar een grijzende man van een jaar of 50 en een houthakkerstype van zo'n 35 jaar oud. Hier zijn de mannelijke stewards niet per definitie homoseksueel. Een groot gedeelte van de twaalf uur durende vlucht slapen we en als de zon onderweg opkomt duurt het niet lang meer voordat we boven Nieuw-Zeeland vliegen.

We vliegen over besneeuwde bergtoppen die spontaan overgaan in een zee van groene heuvels. Het land laat nu al een enorme indruk op ons achter en ik zie voor m'n gevoel de ene Lord of the Rings locatie na de andere… Zodra we het vliegveld naderen toont ook hier het projectiescherm gedetailleerde beelden van de landing welke deze maal gelukkig een stuk rustiger verloopt.

De twee vluchten hebben ons ritme geheel door de war gegooid, maar het ultieme feit dat we met vier benen op de grond van Christchurch staan, is toch wel een heerlijk gevoel. Hier hadden we erg lang naartoe geleefd! We hadden al een tijd geleden van horen zeggen dat ze in dit land niet erg soepel zijn qua importeren van voedsel en… vieze schoenen.

Het land heeft als belangrijkste inkomstenbron veeteelt en heeft daardoor ongeveer tien keer meer schapen dan inwoners, ongeveer 60 miljoen wollige beestjes, en dan is het gevaar van bijvoorbeeld mond- en klauwzeer bijzonder groot. Niet voor niets hadden we onze legerkisten grondig gesopt en gepoetst.

Gelukkig maar, want bij een controle met scherpe blikken onder de schoenen, mogen we zonder pardon doorlopen. Voorbij de douane pinnen we een flinke smak Nieuw-Zeelandse dollars (met ongeveer de waarde van de oud-Hollandse Gulden) en eten we wat, waarna we buiten een taxi regelen om ons naar United -de amperverhuurtoko- te brengen.

Nieuw-Zeeland, het Zuid-eiland

We hebben lang nagedacht in Nederland over onze te volgen route in Nieuw-Zeeland. Als je rekening houdt met de af te leggen afstanden, mogelijke weer- en wegcondities, denken we een aardige planning gemaakt te hebben. We gaan vanaf Christchurch langs de kust naar zuiden en volgen daar de Catlins route.

Via deze natuurtrip gaan we richting de Milford-Sound in het zuidwesten. Vanaf daar naar het noorden, weer langs de kust en door het binnenland 'oversteken' naar het oosten om daar het noorden van het Zuid-eiland nog te gaan verkennen. Daarna is het de bedoeling dat we naar het Noord-eiland gaan met de veerboot.

Op pad

Onze motorhome, een omgebouwde Fiat bus, ziet er picobello uit. Ruimte genoeg voor met z'n tweeën en zelfs de ruitenwissers zitten op de 'juiste plek' en niet zoals het stuur aan 'de verkeerde kant', naar Nederlandse begrippen. Zodra alle verplichtingen en het nodige papierwerk verricht zijn, gaan we op pad.

De woorden 'links rijden', 'korte bocht' en 'lange bocht', roepen we bijna continu bij elk kruispunt. We zitten dan ook in de derde grote stad van Nieuw-Zeeland, het kan hier dus best wel eens druk zijn!

De grondige route-uitleg van de uitermate aardige man van de camperverhuur, we kregen zelfs een fles wijn cadeau voor mijn verjaardag morgen, was blijkbaar teveel voor onze vermoeide hoofden, want al bij het tweede kruispunt reden we de verkeerde kant op. Een slecht begin en ook het links rijden is toch even wennen. Enfin, dat komt wel na een half dagje, nemen we ons voor.

Zodra we gekeerd hebben, is het een kwestie van extra de aandacht op de 'juiste' kant van de weg leggen en dan komt het allemaal in orde, niet wetende dat we vijf minuten later op de snelweg al het eerste verkeersplein (rotonde) tegenkomen. In korte tijd hebben we een achttal verkeerspleinen en een eerste harde claxon te pakken.

Ons schema verteld ons vandaag naar Akaroa te rijden. Een route die volgens ons redelijk vlak en niet zo lang moet zijn. Als we de stad met een zucht verlaten doemen er na twintig kilometer heuvels op. Gelukkig is het hier erg rustig op de weg; ook op de linkerkant. Waar heuvels zijn, zijn bergen en waar bergen zijn, zijn haarspeldbochten. De krappe bochten zijn voorzien van 'zoveel kilometer per uur bordjes' en ondanks de jetlag weten we ons erg goed door het als maar mooier wordende landschap te manoeuvreren.

Even rijden we ergens een afslag voorbij en blij als we zijn dat het keren even verderop, op een steile helling, goed is gegaan, rijden we prompt aan de rechterkant het stuk terug.
Toeterend en zwaaiend weten een aantal lokalen ons naar de andere kant van de weg te bewegen. Met het schaamrood op onze wangen doet het continu 'links rijden' roepen wederom z'n intrede.

Uiteindelijk belanden we vermoeid, maar toch zo'n tachtig kilometer van Christchurch vandaan in Akaroa op een zogenaamde 'Top 10'-camping. De op een schuine helling gelegen campeergelegenheid ziet er erg rustig uit en maakt het kamperen erg makkelijk. Kwestie van 'de stekker erin' en we zijn in business. We laten de camper achter en gaan via een wandelpad het dorpje in met onze zojuist verworven 'Top 10'-kaart waar we volgens zeggen diverse kortingen mee kunnen bedingen.

Het is inmiddels rond etenstijd en het lijkt erop dat de bewoners van het dorpje allemaal achter de warme maaltijd zitten; een enkele auto rijdt door de straat, maar verders lijkt het uitgestorven. Hier en daar wandelt een backpacker en een enkel winkeltje geeft tekenen van leven. Het winkeltje verkoopt werkelijk alles wat je maar bedenken kan en we verlaten het pand dan ook trots met een verloopstekker die onze Europese apparatuur op het Nieuw-Zeelandse stroomnet aan moet sluiten.

We hadden zo'n stekker natuurlijk al lang in Nederland aan moeten schaffen, maar zoals het altijd gaat, laat je die voorgenomen plannen tot op het laatste moment verslonzen en voor je het weet zit je al op de plaats van bestemming.

Tijdens de wandeltocht terug richting de camping is er weinig te beleven in het dorpje en we wandelen de plaatselijke tourist-information binnen. Een soort VVV, het ruikt er zelfs zo. In het pittoreske pand bekijken we een hele reeks folders en we boeken een ongeveer drie uur durende excursie voor de volgende ochtend vroeg; we gaan met dolfijnen zwemmen.

Meteen maar spijkers met koppen slaan dus! Mijn verjaardag kan nu al niet meer stuk! Nu maar hopen dat we een beetje kunnen slapen. De jetlag begint inmiddels aardig zijn best te doen, wat zich uit in veel gapen en een zeurende hoofdpijn.

Happy birthday to me!

Aangezien we vandaag erg vroeg op moeten om een poging te wagen met dolfijnen te zwemmen, hebben we gisteren al om 20:00 uur het bed opgezocht. De eerste keer de zithoek ombouwen naar tweepersoonsbed was even wennen, maar het sliep goed. Dat wil zeggen: we probeerden te slapen. Het tijdverschil met Nederland had ons volledig uit het ritme gehaald en ook de spanning van de eerste nacht speelde ons parten.

's Nachts drie keer het bed uit om te plassen; door de vrieskou in je boxershort naar het toilet en dromen over keurig in de rij staande Japanners en om het half uur op de wekker kijken, deden ons niet echt uitgerust wakker worden.

Uiteraard zijn we om zeven uur al 'fris en fruitig', en na een vlot ontbijt (sneetjes brood met kaas, ham en hazelnootpasta) vertrekken we met camper en al naar de Dolphin- Experience. Na en korte maar gezellige introductie met onze medepassagiers (twee Amerikanen op huwelijksreis en een Duitse) is het tijd om in de wetsuits te schieten, compleet met schoenen, handschoenen en maskers.

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan en het kost ons dan ook de nodige moeite en lachsalvo's alvorens we allemaal vacuüm verpakt zijn. Bij elke ademinname voel ik het pak elders mijn kruis platdrukken en kromt mijn rug automatisch door de stugheid van het 'elastische' kledingstuk waarvan ik met recht hoop dat het nooit in de mode gaat komen.

Op ons allermooist steken we de weg over en lopen we over een lange steiger naar een bootje met een robuust uitziende kapitein. Eenmaal op het water is het niet eens echt koud. De pakken houden ons goed warm en ook de zon doet flink zijn best de temperatuur op te stoken. Met topsnelheid vliegen we over een steeds wilder wordende oceaan en al snel zien we de eerste hectordolfijnen bij de boeg van de boot opduiken.

Het zijn erg kleine dolfijntjes, zeker als je Flipper van televisie gewend bent! De hectordolfijn is dan ook de kleinste dolfijnensoort die er bestaat. Pas een heel eind uit de baai vandaan, mogen we voor het eerst het water in. Dus: maskers en snorkel op en het water in. Het zes graden 'warme' water glijdt de eerste keer hardnekkig je pak in, maar kort daarna ben je al snel over de ergste kou heen.

Het valt allemaal niet mee in het water met van die kleurige flippers aan je voeten. Toch went het redelijk snel, maar de hoge golven belemmeren ons het zicht verder dan een meter of tien. Vervelend als je bedenkt dat de gemiddelde dolfijn die dag niet veel zin heeft en als snel op een meter of 15 tot 20 blijft op het moment dat wij het water in gaan.

Nog wat pogingen later is het welletjes geweest. De dolfijnen hebben weinig zin, het schijnt dat ze in de zomer gewilliger zijn, dus gaan we weer met de boot terug. De lucht is inmiddels flink dichtgetrokken en een koude striemende wind doet ons met genot een bekertje lauwe chocolademelk drinken.

Het was al met al een erg leuke ervaring; en dat op je dertigste verjaardag. Vanmorgen vroeg verraste Astrid mij al met een weekendje Euro-Disney en nu had ik ook nog op mijn dertigste verjaardag in de oceaan met dolfijnen gezwommen. Wat wil je nog meer? Wij willen zeker meer vandaag en daarom zitten we na een warme douche alweer op de weg richting Omaru; ongeveer nog 300 kilometer rijden.

De eerste kilometers bestaan weer uit de reeds eerder overwonnen heuvels en bergen om daarna een Nederlandsachtig landschap te doorkruizen. Om ons heen is het plat en groen. Het groen wordt bijna continu onderbroken door duizenden hagelwitte schapen, maar ook koeien, herten en …. lama's. Door de redelijk goede ervaring met de eerste slaapgelegenheid, besluiten we maar weer een Top-10 camping op te zoeken voor nog geen tien Euro per nacht.

Deze camping was qua kwaliteit nog een stuk beter dan de vorige en ongeveer tien minuten na aankomst zaten we dankzij Astrid haar oplettendheid al in een tourbusje om pinguïns te gaan spotten. Deze excursie hadden we voor morgen gepland, maar op deze manier kunnen we morgen weer verder op doorreis. Komt dat even goed uit!

Eerst gaan we de Yellow-eyed Pinguïn, de zeldzaamste soort pinguïn in Nieuw-Zeeland, trachtten te vinden. Er schijnt hier in de buurt een speciale spotterplaats te zijn alwaar je de kniehoge beestjes met gele randen rond en achter de ogen, aan land kan zien komen. Het busje vol met foldermateriaal voert ons rond het flinke dorp en de gids verteld ronduit over alle bezienswaardigheden waar we langsrijden.

De perfecte tijd om de pinguïns straks te zien is bij het invallen van de schemering en dus rekken we nog wat tijd met het bekijken van het niet al te boeiende stadje. Als we uiteindelijk bij de kust aankomen zien we dertig meter lager een strand met zeewier, stenen en grind. We kunnen en mogen niet naar het strand toe, maar een pad langs de met struiken begroeide afgrond brengt ons naar een heuse spotterplaats.

Als we bijna bij het houten gebouwtje zijn, zien we plotsklaps een pinguïn op het strand lopen. Het is een kwestie van goed naar het veel lager gelegen strand kijken in de beginnende schemering, maar daar zagen we toch één van de ongeveer nog 2000 in leven zijnde geeloog pinguïns. Met onze zoomlens kan ik de vogels gelukkig nog redelijk dichtbij halen en zodra we in het spotterhokje zijn aangekomen duurt het relatief lang voordat we een zwemmende pinguïn zien die moeite lijkt hebben met het aan land komen.

De beesten komen één voor één het strand op om hun jongen aldaar te voeren met de vangst van die dag. Vijf pinguïns later gaan we hetzelfde pad af waar we via gekomen waren om naar de blauwe dwergpinguïns te gaan kijken. In tegenstelling tot de gemiddelde vijf yellow-eyed pinguïns die gesignaleerd worden, blijken we er van de minipinguïns er veel meer te gaan zien. We zijn benieuwd.

De schemering gaat langzaam over in een donkere en vooral koude nacht. We zien weinig meer vanuit het busje, maar de knalgele waarschuwingsborden voor overstekende pinguïns vallen in de autolichten toch goed op. De vrolijke chauffeur geeft ons een korte citytour en na nog een kleine afstand rijden brengt hij ons naar een rotsachtige kust welke met regelmaat overspoeld wordt door een donkere branding.

De schuimkoppen kunnen we maar net aan vanaf de aldaar geplaatste tribune zien. Recht voor de tribune weerhoud een hekje ons van het betreden van de daarachter gelegen oversteekplaats. Rechts van het landweggetje waar de pinguïns straks overheen schijnen te komen, staan allerhande hutjes en huisjes alsof het een kabouterdorp betreft.

Het blijkt hier om een kunstmatig broedgebied te gaan en af en toe horen we het gepiep van de jongen die zich in de broednestjes bevinden. Het oversteken van de kleine blauwe pinguïns laat lang op zich wachten, al verteld een parkbeheerder dat ze al groepjes pinguïns in de oceaan ziet aankomen.

Zodra ze de rotsen in groepjes van ongeveer tien beestjes getrotseerd hebben, deinzen ze terug het water in. Een provocerende zeehond houdt zich verdacht op bij de oversteekplaats en doet de pinguïns denken dat het een vleesetende zeeleeuw is. Door de noodkreten van de hongerige jongen aan de rechterkant van de tribune, besluiten diverse pinguïns toch maar de oversteek te wagen.

De zeehond doet uiteraard niets en is eerder druk met er mooi uitzien voor de half gevulde tribune dan er dreigend uitzien voor de blauwe dwergpinguïns. Als we terugrijden zien we inderdaad diverse pinguïns langs en op de weg; de waarschuwende borden staan er dus niet voor niets. Een ander Hollands stel dat ook bij ons in het vliegtuig zat, was op eigen gelegenheid naar de pinguïns gegaan en denken nu moeite te hebben met het terugvinden van de camping.

Wij zeggen dat ze gewoon achter ons busje aan moeten rijden, niet wetende dat onze gids nog een kleine citytour voor ons in petto heeft. Koud tot op het bot, maar voldaan van de enerverende lange dag, arriveren we uiteindelijk weer bij de camper. Daarna is het slechts een kwestie van een 'quick bite' met een koud en erg smaakvol biertje en dan samen onder de warme wol… wat zullen wij vast slapen vannacht!

Vliegende deuren

Vergeleken met het mindere weer van gisteren, is het vanmorgen om half negen niet eens zo erg koud. Beter gezegd: het is prachtig mooi weer! Waar kun je beter wakker worden dan onder een strakblauwe hemel? De zon schijnt volop en dus is het tijd om te smeren.

Je schijnt hier nogal snel te verbranden namelijk. Niet door het gapende gat in de ozonlaag, integendeel; je moet zo vlot smeren, omdat de lucht hier zo schoon is! Een 'liquid t-shirt' (beschermingsfactor 15) moet ons beschermen tegen de UV-stralen. Gelukkig heeft Astrid een handig spuitflesje gekocht, want dat smeert beter uit; zeker in mijn alsmaar dunner wordende haar. Ach, ik ben sinds gisteren dan ook al dertig. "Niet door het gapende gat in de ozonlaag, integendeel; je moet zo vlot smeren, omdat de lucht hier zo schoon is!"
Nadat we uitgebreid buiten aan een picknicktafel ontbeten hebben, stoppen we alles zorgvuldig in de kastjes terug, ontkoppelen we de camper van het elektriciteitsnet en gaan we op weg richting Dunedin. Halverwege de rit naar de studentenstad met voornamelijk Schotse invloeden, stoppen we in Moeraki, waar de befaamde Moeraki Boulders liggen.

Deze enorme knikkers (tot wel twee meter in diameter) liggen redelijk dicht bij elkaar op het strand en zijn miljoenen jaren geleden ontstaan in een hoger gedeelte van de kust. Het ontstaan verloopt een beetje zoals parels in oesters. Een kristal zet zich af op een korrel, botje of stukje hout, diep in de grond. De bijna perfecte bol die dan na zeer lange tijd ontstaat, wordt dan uiteindelijk door tienduizenden jaren van erosie naar de zee verplaatst. Eenmaal in zee, worden de ballen langzaam door de zoute oceaan vernietigd en vallen ze uiteen.

Na een 'coffeebreak' met cake vervolgen we onze route langs de kust en zodra we Dunedin naderen, merken we al snel aan de toenemende drukte en de beperkte parkeergelegenheid dat het hier om een echte stad gaat. Langs de weg is plek zat om te parkeren, echter zijn de parkeerplaatsen voorzien van een bordje met indicatietijd. De tijdsindicatie die op het bordje staat (meestal 10, 15, 30, 45 of 60 minuten) is de tijd dat je op die plek mag staan, wat bij ons de vraag oproept: "Hoe controleren ze dat?"

We rijden een tweetal rondjes nabij het centrum, waar we plotsklaps een parkeerplekje zonder parkeeraanduiding vinden. Ik zet de camper in zijn achteruit en parkeer het vehikel zonder pardon in. In één keer goed! Bij het uitstappen blijken we voor de ingang van 'The Army' te staan; een soort wervingspost van het Nieuw-Zeelandse leger.

We wandelen twee straten verder en komen bij het treinstation van de stad. Dit gebouw stond breed uitgemeten in de "Capitool NZ", één van onze boekwerken over NZ en dat moesten we dus even bekijken. Het is inderdaad een prachtig gebouw en de foto die we aldaar nemen, zien we vijf minuten later al in de plaatselijke shops te koop…

Niet veel verder ligt het centrum van Dunedin; een soort achthoekig plein met overal cafés, eetgelegenheden een parkje en enkele bijzondere gebouwen die het centrum markeren. De flinke kerk aan de rand van de achthoek bleek bij het naar binnen treden in gebruik. Zo vol heb ik een kerk in Nederland op een donderdagmiddag om half twee nog nooit gezien.

Snel maar weer weg en even bij het minstens zo bijzondere gebouw ernaast informeren naar het schiereiland Otago Peninsula, waar je vliegende deuren, oftewel koningsalbatrossen kunt spotten. Een rit van één uur heen en één uur terug, maar dan zou je zo goed als zeker albatrossen met een vleugelspanwijdte van ongeveer drie meter te zien krijgen. We moeten snel op pad want het loopt alweer tegen drieën en we moeten eigenlijk ook onderweg nog even tanken. De tijd dringt dus, ook op vakantie!

Gelukkig staat de auto nog waar we hem neergezet hadden en we hebben godzijdank geen parkeerbon! Vanaf onze parkeerplek is het even uitzoeken hoe we het schiereiland op moeten. Een Nederlands stel met een camper ter grootte van een kleine vrachtwagen zeggen de weg te weten, maar door de drukte en de onwetendheid van de route zijn we ze al snel kwijt. Ook de volgens de kaart in de buurt aanwezige benzinepompen vinden we niet in het industriegebied waar we rond rijden.

Als we eindelijk op de juiste weg zitten, duurt het niet lang voordat we achter het Hollandse stel zitten. We waren deze vriendelijke Nederlanders al eerder bij de pinguïns en in het vliegtuig tegengekomen, waar we ons verwonderden over de 'grote vrouw'. De omvang van de vrouw (niet dik, maar gewoon groot en stevig) past perfect bij de flinke camper, waar je een groot rijbewijs voor nodig hebt.

De rit van een uur is prachtig mooi, maar tijdens het rijden ben je niet echt in de gelegenheid om als bestuurder iets van de omgeving in je op te nemen. Bochtjes, water links, berg rechts en tegenliggers vallen ons ten deel; maar mooi is het allemaal wel! De man van de 'grote vrouw' rijdt stevig door en het is achteraf even schrikken geblazen als zijn achterwiel van de weg afschiet en veel stof doet opwaaien. We besluiten op veilige afstand te volgen.

Als we eindelijk aankomen op de plaats van bestemming volgt er een grote deceptie. De albatrossenkolonie wordt op dit moment bevolkt door slechts één albatros met jong, welke ook nog 90% van de dag op zee aan het vissen is. We slaan de mogelijkheid om het nest van grote afstand met een gids te bezichtigen over en nemen een paar foto's van de wonderschone omgeving alvorens we dezelfde rit terug gaan maken.

Bochtjes, water rechts, berg links en tegenliggers weten onze ogen niet van de inmiddels in het rood belandde brandstofmeter af te houden… er moet hoognodig getankt worden! Ook nu blijken er meerdere benzinepompen alleen op routekaarten te bestaan en na diverse malen omkeren (links rijden!), rijden we uiteindelijk via een erg druk kruispunt met bijbehorende rotonde direct een BP-station binnen.

Niet de handigste plek om een pompstation binnen te rijden, want pas na ongeveer vijf keer steken, passen en meten staan we uiteindelijk toch voor de enige dieselpomp die er aanwezig is. Het is onze eerste keer zelf tanken en gelukkig komt er een vriendelijke griet hulp bieden. Behalve dat de tank voor een habbekrats (81,9 NZ-dollarcent per liter = 45 eurocent) volgegooid wordt, controleert ze ook het oliepeil, de koel- en de ruitenwisservloeistof.

We vervolgen onze route, maar natuurlijk rijden we eerst nog even verkeerd. Astrid zoekt tijdens het rijden in een diversiteit aan kaarten en folders alvast een plaats met een camping op. Het wordt het plaatsje Balclutha, aan het begin van de zogenaamde Catlins. Tientallen kilometers en een diversiteit aan Balclutha woordspelingen (meestal erg schunnige) later, belanden we al snel op een kleine maar nette camping.

We kunnen deze keer geen korting bedingen met onze clubcard, het is hier immers geen top-10 camping. Het is dus even afwachten wat de kwaliteit van deze kampeergelegenheid is, maar het blijkt allemaal al snel tiptop in orde te zijn. De oudere campingbeheerder groet en helpt ons uitermate vriendelijk. Hij geeft op de valreep nog even aan dat er ook twee meiden uit 'Netherlands' op de camping staan.

We planten de camper op een plek waar de zon haar laatste stralen van die dag kan laten zien. Monter gebruiken we ons gehuurde picknicksetje en besluiten we de gekregen fles rode wijn open te trekken. De man van United heeft nog nadrukkelijk verteld dat er een schroefdop op de fles zit en dus staat Astrid niet veel later met een kurkentrekker in de hand. Lachen, gieren, brullen dus!

De zon zakt snel onder en ik pak vier hamburgers die ik in de gezamenlijke keuken van de camping ga bakken. Al snel krijg ik gezelschap van George die binnen komt en zegt: "Washing up!", oftewel "Afwassen!". Juist op het moment dat ik denk dat George, een wat oudere man met dito bril, door zijn vrouw op afwasjacht gestuurd is, komt Bruce binnen.

Bruce, ongeveer even oud als George met dito tuinpak en ruitjesblouse, stelt zichzelf en George triomfantelijk voor. Samen wassen en drogen ze af. Ik bak ondertussen koelbloedig verder en twijfel of ik zal vragen of ze door hun vrouwen op 'afwasduty' gestuurd zijn. Opeens bedenk ik dat het wel eens twee homoseksuele mannen op leeftijd kunnen zijn!

Dat vermoeden wordt later nog aangewakkerd als we ze samen een kleine caravan in zien duiken… Glurend door onze gordijntjes doen we ons tegoed aan hamburgers op brood en de resterende fles wijn. Het wordt alweer een stuk frisser en ons kacheltje met ventilator draait wederom overuren; we kunnen bijna niet meer zonder.

The Catlins

Vandaag hebben we een lange dag voor de boeg en we staan dan ook al vroeg aan de wastafel voor de dagelijks wasbeurt. Ook afwasnicht George is vroeg opgestaan en hij begroet mij vrolijk door een arm om me heen te slaan. "You're a big fellow!?". "Eén meter éénennegentig", vertel ik hem, maar George is niet zo op de hoogte van het metrische systeem.

Ons gesprek breekt het homoseksuele ijs gelukkig niet als ik met mijn gebrekkige Engels duidelijkheid probeer te scheppen in het metrische systeem waar George niets van wil snappen. Gelukkig stap ik geheel 'ongeschonden' de doucheruimte uit en ongeveer een half uurtje later staan we op het punt om te vertrekken, maar niet voordat van een vaste campingganger een nieuwe kaart van de Catlins krijgen.

Ook verschaft de man ons diverse tips voor bezienswaardigheden en licht onder de indruk van alle vriendelijkheid zo in de vroege morgen, vergeten we bij het vertrek prompt ons elektriciteitssnoer los te koppelen. Een hard gekraak wijst ons op het probleem en met het schaamrood op de wangen verlaten we extra rustig de aangename camping.

Het is maar een kort ritje naar de Catlins; een gebied in de zuidelijkste punt van het Zuideiland waar een enorme hoeveelheid aan bezienswaardigheden te bezoeken zijn. Gemiddeld 187 kilometer rijden over voornamelijk gravelwegen, waar de snelheid tussen de 20 en de 60 kilometer per uur ligt. Een zeer intensieve route om te rijden, maar het is zeker net zo intensief om uit te zoeken hoe je moet rijden!

Vanaf de vaak zeer smalle wegen op een uitermate slingerig parcours, moet je vaak een heel eind wandelen om een bezienswaardigheid te kunnen zien. De diversiteit is echt enorm. Via Kaka Point, waar we de zon op zien komen, rijden we door naar Nugget Point. Een ritje om niet te vergeten leidt ons naar een prachtig mooie kaap die naast vele rotsstructuren ook uit veel vegetatie bestaat.

Tijdens de wandeling naar het oude witte vuurtorentje op het uiteinde van de kaap, komen we 'maarliefst' twee mensen tegen. We laten het natuurschoon rustig op ons inwerken en genieten van de ruwe oceaan wiens golven met veel kabaal op de klippen breken. We wandelen weer naar de auto en als we een stukje steil bergaf terug rijden, stoppen we nog 'even' bij een kleine baai waar volgens de folders regelmatig zeeleeuwen gespot worden.

We besluiten om een poging te wagen en lopen over het paadje richting de baai. Na zo'n tien minuten lopen blijkt het wandelpad te stoppen. Rechts aan het einde van het pad is een smalle doorgang in de struiken ontstaan door toedoen van toeristen die toch de poging wagen om de baai te bereiken. Wij willen niet onderdoen voor de gemiddelde toerist en dus glibberen en struikelen we ons een weg naar beneden.

Geen scherpe plant of prikkelstruik houdt ons tegen! Beneden aangekomen, stuiten we op een grote strook stenen waarna we het strand betreden. Op het strand lijken enorme dode inktvissen te liggen, maar bij nadere bestudering zijn dit resten van enorme zoutwaterplanten. Verder zijn hier behalve geen (andere) mensen ook geen beesten te bekennen; laat staan de te verwachtten zeeleeuwen of zeehonden. Jammer! Dan maar proberen een leuke route omhoog te vinden.

We wagen een poging om aan de andere kant van de baai naar boven te lopen, maar het lopen gaat al snel over in ploeteren, klauteren en klimmen. Als we ons aan een aantal gladde duingraspollen omhoog trekken, zien we dat we al hoger zitten dan het einde van het wandelpad naar de baai toe.

Al snel blijkt dat we niet verder kunnen naar het pad en noodgedwongen moeten we dezelfde route weer terug de baai in om daarna de eerste route naar beneden nu omhoog te nemen. Camera's op de rug en klimmen maar! Eenmaal bij de camper aangekomen begroeten we twee Hollandse jongedames en ik ontdoe mij met een handdoek van enorme hoeveelheden zweet. We starten de auto en zetten koers naar Cannibal Bay.

Je komt weinig mensen tegen in het zuidelijkste puntje van dit land; er wonen dan ook maar één miljoen mensen. Juist als we stil staan op een kruispunt en twijfelen of we links- of rechtsaf moeten, stopt een toevallig passerende lokale agrariër naast ons en hij vraagt of we verdwaald zijn. In mijn meest vakkundige Engels vertel ik de man dat we naar Cannibal Bay willen en hij stuurt ons linksaf de smalste gravelweg op.

Als we onderweg zijn, wordt de weg steeds smaller en de hoeveelheid losse gravel neemt hand over hand toe. Niet de meest ideale weg om je met je camper op voort te bewegen. Gelukkig is het hier doodstil qua verkeer, maar zodra de weg van inmiddels één camperbreedte ook flink omhoog gaat, worden we toch wel wat angstig om een tegenligger tegen te komen.

Rechts naast me kijk ik een 50 meter diep, prachtig groen landschap vol schapen in en Astrid ziet links voornamelijk een steile bergwand en wordt af en toe begroet door een nieuwsgierige koe. Keren is er hier niet bij. We tuffen letterlijk met een slakkengang door de grote hoeveelheid losse gravel en zodra we de bergtop voorbij zijn, zien we dat de bochtige weg voor ons helemaal leeg is.

Ook tijdens de rit naar beneden zien we geen andere mensen. Wel lopen er regelmatig lammetjes op de weg die angstig voor de camper weghollen. De jonge beestjes proberen terug door het hek te gaan om zich zo met hun moeders te verenigen. We rijden ze steeds rustig voorbij en helemaal beneden aan de afdaling, zien we links naast ons een rustig watertje en een oude schuur. Hier is ook een kleine parkeerplaats waar zowaar een tweetal auto's staan. Op een steenworp afstand lopen komen we aan bij de baai waar ze ooit menselijk botten gevonden hebben, wat meteen ook de naam Cannibal Bay verklaard. De knalgroene landtong die de rand van de baai markeert, is gesluierd door een wolk waterdamp die van zee het land ingeblazen wordt. Na een klein stukje wandelen doemt daar al snel de eerste zeeleeuw op. We benaderen het beest voorzichtig tot op ongeveer vier meter. Het bruine dier ligt heerlijk in het losse zand en doet niet veel meer dan rollen en luieren.

Een klein stukje verderop zien we nog twee zeeleeuwen die een opmerkelijk ritueel aan het uitvoeren zijn. Het lijkt een soort dans die afgewisseld wordt met zoenende bewegingen en hier een daar een liefkozende beet. Als het tafereel ontaard in een heuse paring hebben we uiteraard al een flinke berg foto's en enkele meters film vol geschoten. We hebben nog erg veel te bezichtigen vandaag en we besluiten de zeeleeuwen met paringsdrang hun plicht te laten vervullen en stappen in de camper richting Jacks Blowhole.

De flinke rit naar Jacks Blowhole blijkt voor niets te zijn geweest, als een bordje met daarop 'Lambing' ons laat weten dat het pad naar het natuurverschijnsel is gesloten. We waren net zo blij met de lente, maar het zijn nu de lammetjes die ons een bezienswaardigheid door de neus boren. Aangezien er slechts wat onbewoonde vakantiewoningen om ons heen staan en er helemaal niemand te bekennen is, wagen we toch maar de gok.

Ongeveer dertig minuten lang wandelen we over groene heuvels vol schapen, die we de afgelopen dagen al zo vaak gezien hebben. De wandeling is een stuk vermoeiender dat we gedacht hadden, maar als we opeens in een vreemdsoortig bos van huis-, tuin- en kamerplanten staan, horen we zeer wild zeewater. Heel apart als je bedenkt dat we ongeveer 200 meter uit de kust zijn. In een enorme uitsparing van ongeveer 100 meter lang en 60 meter diep zien we bijna continu zeewater met veel kabaal omhoog komen. Het gapende gat wordt gevuld via een grot die helemaal tot aan de oceaan komt. Zout water wordt door de grot geperst en komt met grof geweld in Jacks Blowhole uit. Reken maar dat het hier kan spoken als het vloed is!

Vanaf de groene heuvels vertrekken we naar de bekendste watervallen van de Catlins: The Purakaunui Falls. Het loopt inmiddels tegen de middag en onze magen beginnen om voer te schreeuwen. Aangezien het hier niet echt dicht bevolkt is, stoppen we bij het eerste plaatsje waar ze iets van eten lijken te verkopen. Als we de gekochte bolletjes buiten in de zon naar binnen zitten te werken, komen we het Engelse stel Susan en Trevor tegen.

We waren dit paar al eerder tegengekomen en we hadden ze toen proberen te overtuigen ook de Catlins te gaan 'rijden'; Trevor wilde dit gedeelte van Nieuw-Zeeland namelijk overslaan. Susan vertelt ons trots dat ze haar man over had gehaald en dat ze het tot op heden prachtig vinden! We groeten de vrolijke Engelsen en rijden door naar de watervallen.

Hier zijn zowaar meerdere toeristen en we zijn niet geheel verrast als we Susan en Trevor weer tegenkomen. Ook bij deze bezienswaardigheid is er weer rekening gehouden met de toeristen en een goed onderhouden pad leidt ons in zo'n twintig minuten naar de relatief brede waterval. We wanen ons in een extreem groen bos dat wel wat van een oerwoud weg heeft; voor zover wij weten hoe oerwoud er uit ziet dan…

Als we de nodige foto's nemen, horen we dat 'onze' volgende bezienswaardigheid, Cathedral Cove, gesloten is. Nou hebben we vandaag al eerder een 'gesloten' bezienswaardigheid bezocht dus rijden we er toch maar even heen. De weg naar Cathedral Cove is echter geheel afgesloten omdat ze de parkeerplaatsen aan het opknappen zijn. Achteraf was het tijdstip om de torenhoge grot te bezoeken ook niet gunstig in verband met eb en vloed.

De grot is namelijk alleen met eb te betreden. We rijden door naar Curio Bay en onderweg kunnen we nog een uitstapje maken naar de McLean Falls. Maar goed dat we voor deze twintig-minuten-heen-en-twintigminuten-terug-wandeling gestopt zijn, want alleen al het bos waar je doorheen loopt is nog mooier dan het bos bij de vorige waterval.

Ook de waterval is spectaculair en we kunnen er bijna middenin staan, zonder weg te spoelen. Ideaal voor wat mooie foto's. Vreemd genoeg komen we hier slechts één ander persoon tegen en dat terwijl deze waterval toch een stuk meer indruk op ons maakt dan de vorige, waar het veel drukker was met allerhande toeristen en hun camera's.

Niet veel verderop ligt Curio Bay waar we een versteend prehistorisch bos gaan bezichtigen. In eerste instantie zie je in gedachten een stenen bos voor je, maar op de plek aangekomen, blijkt het slechts om de restanten te gaan van een bos. Als we de rotsen goed bestuderen zien we dat de stenen ondergrond allerlei fossielen van schelpdieren en bomen herbergt.

Ook hier is het landschap weer adembenemend en bij grondige bestudering zie je het prehistorisch bos in gedachte voor je uit de Aarde oprijzen. De wind heeft ons inmiddels flink doen afkoelen en we warmen ons op in de camper onderweg naar Slope Point. Als we vier kilometer gereden hebben in de inmiddels zeer stoffige camper, blijkt dat het zuidelijkste puntje van het Zuid-eiland niet goed met de camper te bereiken is.

Langs de kust van Nieuw-Zeeland zie je regelmatig de zogenaamde 'Wind swept trees'. Deze bomen en struiken zijn in de loop der jaren allemaal met de altijd aanwezige zeewind mee gaan groeien. Bovenstaande foto staat ook in ongeveer alle reisgidsen. Omdat ze in die gidsen de witte schuurtjes in de achtergrond altijd wegpoetsen heb ik dat ook maar eens gedaan…

Er rest ons niets anders om dezelfde route terug te nemen en we rijden richting de plaats Invergargill om een camping te zoeken met elektriciteitsvoorzieningen; De batterijen van de beide camera's zijn zo goed als leeg. Het loopt inmiddels tegen het einde van de middag en de vermoeidheid van de lange dag begint op te breken. De laatste 20 kilometer bestaat uitsluitend uit een glooiende kaarsrechte weg en ik begin toch wel erg suf te worden.

Astrid doet ondertussen een klein dutje en ik ben blij met elke andere auto die ons passeert of tegemoet komt. We rijden niet verwonderlijk, de allereerste camping op die we tegenkomen. Het is geen Top 10 camping, maar we zijn hoognodig aan een ijskoud biertje toe. Gelukkig hebben we die in ons bezoek gisteren aan de supermarkt ingeslagen en nu bewijst ons koelkastje zijn grote waarde. De camping is gloednieuw en bestaat wederom uit luxe.

Morgen rijden we richting Te Anau om daar een tocht over de Milford Sound te boeken. Zou het allemaal nòg mooier kunnen dan de omgeving van The Catlins en z'n bezienswaardigheden?

Te Anau

Het is goed vertoeven in de camper. 's Avonds koelt het snel af en dus draait ons elektrische kacheltje en ventilator in één, overuren. Het toilet in de camper hebben we nog nauwelijks gebruikt. Astrid gebruikt hem slechts in extreme noodgevallen; daarbij staan we tot op heden op allemaal degelijke campings dus hebben we het toilet en douche nog niet nodig gehad.

Wat we wel veel gebruiken is ons broodrooster en we vertrekken vandaag dan ook pas uit Invergargill na een heerlijk ontbijt met Astrid's geroosterd brood. We reizen naar Te Anau over de Southern Scenic Route zodat we zeker zijn van diverse bezienswaardigheden en sowieso een prachtige omgeving.

Niet dat, dat erg snel mis zal gaan in dit land. Het is nog bewolkt op dit tijdstip, maar van horen zeggen, gaat het ook vandaag weer een prachtige dag worden. Binnen afzienbare tijd klaart het op en juist op dat moment rijden wij op de toppen van de heuvels in dichte mist.

Ons eerste geplande bezoekje van deze dag is Round Hill, welke we echter niet weten te vinden. Wel schieten we met honderd kilometer per uur langs Round Hill Road; hadden we misschien daar in gemoeten? Eigenlijk staan alle bezienswaardigheden hier bijzonder goed aangegeven, dus besluiten we maar door te rijden naar McCrackens Rest om een poging te wagen dolfijnen te spotten. Het enige wat we zien, is een erg mistige, maar daardoor niet minder mooie baai. Tijd voor een plas- en drinkpauze dan maar!

Na de nodige natjes zetten we koers naar Dean Forest, een bos met ongeveer 1000 jaar oude Totara bomen. Om deze bomen te kunnen bewonderen moeten we maarliefst 23 kilometer van de hoofdweg af. Op het moment dat we deze rit gaan maken, beseffen we maar al te goed dat we deze afstand over dezelfde weg weer terug moeten rijden.

Eenzelfde soort rit van 30 kilometer naar Lake Hauroko hebben we zojuist maar overgeslagen. De stuiterige, gravel- en rotsweg leidt ons langs grote weilanden vol herten. Geen damhertjes als Bambi; nee, echte Kerstmanherten en dan vaak honderden tegelijk. Juist als we het gehobbel een beetje zat worden, zien we een bord "Big Totara" en is het nog ongeveer tien minuten wandelen voordat er een gigantische boom voor ons staat. De ouderdom straalt er vanaf. De gekromde boom heeft een erg knoestige bast van enkele centimeters dik en zit vol barsten.

Om de boom lopen keurig aangelegde vlonders die ons door een bizar sprookjesachtig bos leiden. De bomen en struiken om ons heen zijn vergeven van een parasitaire mossoort die voor hen het einde zal betekenen. De takken zullen uiteindelijk onder het gewicht van de slierten mos bezwijken. Door de flarden mist en kleine bundels zonnestralen doet de sfeer in het mossige groene bos erg dromerig aan. Een aantal reusachtige bomen verder zijn we weer bij de campervan en kunnen we dezelfde route naar de hoofdweg terug nemen. Het is even heen en weer rijden, maar het was de moeite zeker waard!

We rijden nog een heel eind verder door naar Te Anau en pakken daar de Top 10 camping. Bij de receptie blijken ze goed voorbereid, want er zijn hier al legio mogelijkheden om excursies en trips te boeken. We boeken bijna onmiddellijk een excursie voor de volgende dag; niet erg avontuurlijk, maar wel fijn om een dag niet zelf achter het stuur te hoeven zitten.

Morgen rijden we met een klein gezelschap naar de Milford Sound, een bijzonder mooi fjord. De rit is ongeveer honderd kilometer heen, en weer dezelfde afstand terug… goed geregeld dus! Het is pas 15:00 uur dus kunnen we mooi nog even wat boodschappen doen en internetten. Het Wereld Wijde Web is hier in elk minuscuul dorpje ruimschoots beschikbaar en we lazen onlangs al via de e-mail dat Jasmijn vergeten was ons de tickets te verschaffen voor de overtocht naar het Noord-eiland op 20 oktober. Ze heeft de voucher nu gemaild, maar waar kunnen we het document openen en uitprinten?

Niet in het internetcafé waar we nu zaten, maar een tent drie panden verderop helpt ons uit de brand. Morgen hoeven we dus niet zelf te rijden. Best fijn, want ook vandaag hebben we ruim 210 kilometer afgelegd. Nu maar hopen dat het net als vandaag ook morgen mooi weer wordt; een uitzondering in dit gebied waar het meer regent dan dat het droog is.

Milford Sound

Om 7:00 uur gaat ons handige atoomwekkertje waarvan de atoomklokfunctie hier niet werkt. Jammer, want dat was één van de redenen dat we het ding gekocht hadden. Enfin, we moeten om 8:15 klaar staan bij de receptie van de camping. Het miezert een beetje,maar ook de blauwe lucht is af en toe te zien door de soms toch wel erg dreigend uitziende wolkenpartijen.

We zijn als eerste ter plaatse; bepakt en bezakt met wat snoep, een video- en fotocamera én regenpakken. Er blijkt in het fjord zo'n 4 tot 8 meter (!) regen per jaar te vallen dus regenpakken zijn dan erg handig om bij je te hebben. Daarbij is het al enkele dagen erg mooi weer en we verwachten niet dat de weergoden ons continu goed gezind zijn. Een man staat de naast de receptie gelegen 'spa', een veredeld bubbelbad met mineraalwater, schoon te maken en hij verteld ons dat het waarschijnlijk pas vanavond gaat regenen.

De Engelsen en Australiërs die zich inmiddels bij ons gevoegd hebben, kijken net als ons verheugd op, al ziet de schoonmakende man er nou niet bepaald uit als een Erwin Kroll of de Nieuw-Zeelandse Diana Woei. Een grijs minibusje voor 12 personen komt aanrijden en de breed lachende chauffeur laat ons instappen om al snel de weg te vervolgen richting ons einddoel van de dag: Milford Sound. De Milford Sound is een gigantisch fjord dat grotendeels ontstaan is in de laatste ijstijd toen een gletsjer met een ijshoogte van 1500 meter zich door de massief granieten bergen heen voortbewoog.

Nu is het dus een enorm fjord waarvan de bergen zo'n 2000 meter boven het wateroppervlak uitsteken. Onder water gaan de bergen echter nog honderden meters door. De rit van 3 uur naar de Milford Sound vliegt voorbij daar Chris, onze übervrolijke chauffeur en gids blijft ouwehoeren en heel veel stops maakt voor korte wandelingen, 'Kodakmoments' en plaspauzes.

We krijgen onderweg zelfs koffie op kampvuur gestookt na een wandeling van 25 minuten langs een prachtig meer. Ook hier was het omringende bos bijzonder mystiek door de intens groene kleuren van mossen en struiken. Chris weet zo enorm veel over het gebied dat hij ons de huzarenstukjes laat zien en er met de grootste drijfveer over kan blijven vertellen.

De boot vertrekt om half één en om precies vijf voor half één stappen we bijna voor de loopplank van de boot uit de minivan. Dat is pas timing! Zelf had ons dat nooit gelukt, je weet immers nooit wat je onderweg tegenkomt… Niet dat we er erg lang over na kunnen denken, want bij het betreden van de boot vallen onze monden al open van al het natuurschoon om ons heen.

Het is hier prachtig mooi weer en enkele sfeervolle witte wolken sieren de blauwe hemel. Flarden wolken en mist geven de enorme bergpartijen een uitermate mystieke uitstraling. Wauw, wat is het hier mooi!

De boottocht voert ons langs een enorm uitgebreide variëteit aan natuurschoon, watervallen en zelfs dieren. Al filmend en fotograferend tellen we een groepje zeehonden en zelfs een geeloog-pinguïn. De omvang van de bergen en watervallen om ons heen zijn moeilijk te bevatten. Als we een boot van dezelfde omvang als de onze heel ver weg voor een bergmassief langs vaart als een klein gekleurd stipje zien we pas goed hoe gigantisch groot hier alles is.

Na drie uur varen zit ieders fotorolletje propvol en brengt Chris ons weer richting Te Anau. We moeten dezelfde route terug, maar dat is niet erg. Het licht is nu anders door het latere tijdstip waardoor alles er anders maar minstens even sprookjesachtig uitziet als vanmorgen. Onze gids houdt wijselijk wat vaker zijn mond; hij weet maar al te goed dat we allemaal erg rozig zijn van de geweldig indrukwekkende excursie.

We stoppen op de terugweg nog wel even bij de Chasm, een stroom water die de rotsen dusdanig ver heeft uitgesleten dat er een bizar landschap is ontstaan waar met grof geweld water doorheen geperst wordt. Op de terugweg naar het busje van Chris zien we behalve diverse voor ons Hollanders vreemde plantsoorten (en varens, maar die zien we eigenlijk overal, al zijn ze soms wel 10 meter hoog), ook een drietal Kea's bij de parkeerplaats.

Deze soort enorme papegaaien zijn een beetje de brutale apen van Nieuw-Zeeland. Ze presteren het om schoenveters van passerende bezoekers los te maken, maar plukken ook graag aan rubber van auto's. Als ze de kans krijgen om een stilstaande auto binnen te glippen, is het interieur geen lang leven meer beschoren.

Ondanks het brutale karakter van de beestjes, zijn het wel prachtige grote vogels met een groene gloed en een typisch 'John Cleese' 'Ministry of silly walks'-loopje. We stappen weer in en rijden verder. Net als op de heenweg, passeren we ook nu weer diverse restanten van ongelooflijk grote lawines, overvloedige regenval (heel soms wel 12 meter per jaar) en bizarre windvlagen die heel plaatselijk zo'n beetje alle bomen omblazen.

De Australische kinderen die alleen tropisch weer gewend zijn en zich de hele dag licht verveeld hebben, mogen nog even lol maken in de ijzige sneeuwrestanten van een lawine en voor we het door hebben zijn de drie uur van de terugrit alweer voorbij. Het was 'massive impressive'! En ja, de IKEA-grap hebben we tot vervelends toe gemaakt…

Glowworms

Eigenlijk zijn we best moe, maar we besluiten toch nog maar een excursie voor de avond te boeken. We gaan om 20:00 uur naar de glowworm grotten van Te Anau; maar eerst ergens iets eten! De lunchboxes op de boot waren vanmiddag erg lekker, maar onze magen willen graag een nieuwe lading goed eten. Chris had ons voor het afzetten bij de camping nog wat restauranttips gegeven en we besluiten naar 'The Red Cliff' te gaan.

De mensen van de Lord of the Rings films hebben hier volgens zeggen erg veel gegeten en gedronken tijdens hun opnameweken in en rondom Te Anau. Daar willen we dus wel eens gaan kijken. Het restaurant ziet er allerminst groot en uitnodigend uit, maar het eten is voortreffelijk! Het verhaal gaat dat de crew van Lord of the Rings de kok ontvoerden, zodat hij kon koken bij het afscheidsfeest…

Dit verhaal hoorden we ook al eens bij een extras-DVD van de films dus dat zal dan wel waar zijn! Na het eten en drinken (76 dollar, ongeveer 38 Euro), pinnen we nog even wat geld en eenmaal bij het visitorscenter stappen we in een enorme catamaran die ons in ongeveer 35 minuten naar de Glowwormcaves brengt.

Een eenvoudige PowerPoint presentatie vertelt ons iets over deze kleine diertjes. De gloeiwormpjes gebruiken een chemische reactie om een klein licht te produceren. Met dit licht trekken ze insecten aan die gevangen kunnen worden met een plakkerige dunne draad. Een fel lichtgevende worm heeft dus honger!

Na de presentatie leiden een aantal trappen en vlonders ons naar een bootje die ons door de grotten vaart in een ondergronds riviertje. We zien al diverse lichtpuntjes, meestal hoog boven ons tegen te rotsen. Als we het laatste bootje in stappen, gaat na een stukje varen het licht uit. Ogen open of dicht, het maakt niets uit; het is zo donker dat je aan je ogen voelt dat de pupillen op z'n grootst zijn om toch wat licht op vangen.

Als onze ogen even gewend hebben, zien we plotsklaps een soort sterrenhemel van kleine blauwachtige lichtjes. Erg mooi om te zien. Langzaam gaat het hand aangedreven bootje verder de grot in. We zien nog veel meer gloeiworpjes. Ondanks dat Astrid en ik in het bootje tegen elkaar zitten tussen een kudde Japanners, zien we elkaar niet; en dat komt niet door die Japanners!

Het licht wordt weer aangezet en al bukkend lopen we naar de uitgang waar een extreem gloeiend heet bakkie koffie klaar staat. "Als onze ogen even gewend hebben, zien we plotsklaps een soort sterrenhemel van kleine blauwachtige lichtjes."

Een prachtige sterrenhemel (geen wormen deze keer) verlicht ons als we naar de boot lopen om weer terug naar Te Anau te gaan. We zien enorm veel sterren en we herkennen er geen eentje omdat we hier op het zuidelijk halfrond zitten. Continu omhoog kijken en wandelen over een smal voetpad gaan niet echt goed samen, maar gelukkig komen we heelhuids bij onze camper aan. We zijn bekaf! Tijd voor een goede nachtrust want er "moet" morgen veel gereden worden; over snelweg dit keer.

Via Queenstown naar Wanaka

Het is vandaag 11 oktober 2004, en we slapen uit tot een uur of negen. Tussen de gordijntjes door probeert de zon ons op te warmen. Dat is nodig ook want het is allerminst warm in de camper. Onze wekker en thermometer in één geeft aan dat het vijf graden Celsius is en zo voelt het ook! Brrr, nog even een kwartiertje blijven liggen en ons elektrische kacheltje de tijd geven de boel een beetje aangenamer te maken.

Echt lang kunnen we niet blijven liggen, omdat we om 10:00 uur van de camping af moeten zijn. Het wordt deze ochtend dus een kwestie van snel ontbijten en foetsie, richting Queenstown en Wanaka. We rijden in het mooie weer de eerste 100 kilometer vlot weg en Queenstown komt dus al snel dichterbij.

Onder gezelschap van een kolonie mussen en een soort 'leeuwenbekjes' (kleurige vogeltjes) rusten we onderweg uit en doen ons tegoed aan een tweetal Nieuw-Zeelandse mandarijnen. De vruchten zijn knaloranje, mierzoet en helaas erg lastig te pellen. We gaan er dan ook maar vanuit dat ze bomvol vitamines moeten zitten! Het plakt inmiddels tot ver achter onze oren!

Bij een stoomlocomotief die ritjes maakt van 75 minuten drinken we een Long Black (een dubbele espresso in een gewoon koffiekopje) en besluiten het treinritje maar over te slaan. Na de benodigde plas-, drink- en eetpauzes komen we om 13:30 uur aan in Queenstown. Dit stadje staat bol van de activiteiten in de trant van bungee, jetboats en snowboarding.

Niet echt aan ons besteed, maar het is apart om te zien dat Queenstown daardoor een typische wintersportuitstraling krijgt. De één loop hier echter in zijn korte broek terwijl de ander in een warm skipak met snowboots passeert. Om toch iets te ondernemen in dit groot uitgevallen dorp, nemen we de gondola, een kabelbaantje dat ons bovenop de berg brengt voor een mooi uitzicht van de omgeving.

Als we goed kijken kunnen we van bovenaf onze campervan zien staan, welke we na lang zoeken eindelijk op een gratis parkeerplek hadden weten te parkeren. Na een wandeling door het bos gaan we weer naar beneden. We kopen een aantal Cd's voor in de auto omdat de radio-ontvangst over het algemeen niet echt geweldig is. Een irritante piep klonk tot op heden continu door de radioprogramma's heen en met een aantal grote rijafstanden voor de boeg is een muziekje toch wel fijn.

We rijden door naar Wanaka alwaar het even zoeken is naar de camping. Het loopt alweer tegen zevenen als we een ijskoud biertje open trekken. Morgen de lange rit over de Haastpas richting de Franz Josef Glacier, een enorme gletsjer waar we de komende dagen met een helikopter op willen. Nu maar hopen dat het van dit prachtige weer blijft!

Via de Haastpas naar Franz Josef

Het is een beetje een spannende dag vandaag. Waarom weten we niet precies, maar misschien heeft het te maken met de 290 kilometer asfalt (we hopen dat het deze keer alleen maar asfalt is!) die vandaag onder onze camper door moet gaan of is het de Haastpas die we over gaan steken. Waarschijnlijk komt het meer door ons einddoel: Franz Josef. Dit plaatsje ligt middenin een aantal naar verluid erg indrukwekkende gletsjers en één daarvan willen we graag per helikopter bezoeken om aldaar een flinke wandeling te gaan maken.

Belangrijk is echter dat we er eerst naartoe rijden en dus gaat de wekker al om 7:00 uur. Vroeg vertrekken is fijn, omdat de ochtend altijd snel voorbij lijkt te gaan, net als op je werk. Als je in die tijd dus veel afstand kan overbruggen heb je het gevoel dat je een relatief grote afstand in een korte tijd hebt afgelegd. Vroeg op pad; dus rijden we een uurtje na het opstaan de camping af.

We zwaaien nog even naar een Nederlandse die zes weken op vakantie is met haar kind. De zon schijnt hier nog, maar al na de eerste kilometers rijden we tussen de wolken. Het miezert ook. Nou ja, het kan niet altijd feest zijn en dit ziet er eigenlijk ook best apart en mooi uit. Het is opvallend om te zien hoe het landschap en vooral de begroeiing verandert, doch typisch Nieuw-Zeelands blijft.

De 'roadkills' zijn ook in dit gedeelte van het land niet op twee handen te tellen. Elke kilometer is het raak. Voornamelijk platgereden dode 'opossums' kruisen onze weg, ik heb er echter pas eentje in levende lijve zien oversteken. De grote net aangereden dieren, hier Possums genoemd, vallen het meeste op.

Het is soms net of er een pluche teddybeer of ander knuffelbeest op de weg ligt. Je hebt bijna de neiging zo'n beest in te laden. Behalve opossums zien we ook dode egeltjes en af en toe een haas. Een aangereden gans, zoals een aantal dagen geleden, zijn we gelukkig niet meer tegengekomen..

Halverwege de ochtend stoppen we even om een korte wandeling te maken naar de Blue Pools. Tripjes als deze staan meestal inclusief de wandeltijd aangegeven. Ondertussen weten we uit ervaring dat een wandeling van 30 minuten ons om en nabij een kwartiertje kost.

Vijftien minuten later staan we dan ook voor een soort hangbrug, vlakbij de Blue Pools; slechts een korte twijfeling weerhoud ons een paar seconden alvorens we de brug oversteken.

De Blue Pools krijgen hun blauwe kleur door de reactie van het daglicht met het ijskoude en extreem heldere water. Je kunt het zonder probleem drinken. De 'pools' zijn diepere plekken in het riviertje vol rotsen waar het water bijna stil staat. Een regenboogforel zwemt langzaam tegen de stroming in; even op de film zetten!

Als we de Blue Pools verlaten, rijden we verder en steken al snel de Haastpas over. Het enige dat je daar echt van merkt is het bord met 'Haast Pas' dat langs de weg staat. Ook zien we onderweg geregeld kleine en grotere watervallen; gewoon pal naast de weg en de bossen lijken hier dichter begroeid. Het begint qua vegetatie verdacht veel op regenwoud te lijken, maar dan minder tropisch.

De laatste stop voor Lake Matheson is een korte pauze om de Thunder Creek Falls te bekijken. Het water wordt door een kleine opening geperst en mondt zo uit in wederom een prachtige waterval. Eventjes een foto van Astrid voor de waterval schieten om de afmetingen duidelijk te krijgen en voort gaat de reis.

In het plaatsje Haast stoppen we voor wat kleine boodschappen bij de plaatselijke supermarkt. Het is een typisch dorpswinkeltje waar het enige teken van leven een op de macaronizakken slapende kat blijkt te zijn. We aaien de supermarktkat enthousiast en rekenen de boodschappen af.

Voordat we verder rijden, duiken we nog het plaatselijke tentje in voor een Long Black. Een Nederlands stel dat daar ook aan de koffie zit licht ons in over Franz Josef en de campings aldaar. We raken eigenlijk niet uitgesproken en zodra we de koffietent verlaten, weten we dat we het beste een bepaalde camping kunnen reserveren, omdat de andere campings, waaronder de Top 10 camping, niet helemaal jevan- het zijn.

Aangezien we in no-mans-land zitten, hupt Astrid voor de tweede maal de supermarkt binnen en koopt een telefoonkaart voor binnenlands bellen. In de telefooncel iets verderop blijkt dat we echte toeristen zijn en het duurt dan ook niet lang voordat Astrid voor de derde keer de deur van de supermarkt plat loopt.

Na de nodige uitleg reserveren we de duurste camping in Frans Jozef en bellen we ook meteen naar de Helihike; al is die te reserveren via een gratis nummer, net zoals de meeste attracties in NZ. Bij het boeken van zo'n attractie is een creditcard toch wel handig. Steevast vraagt men om je creditcardnummer zodat men toch wat geld kan innen als je niet op komt dagen zonder op tijd af te zeggen. Zonder creditcard kun je eigenlijk niet zoveel in dit land.

De tocht door de wolken wordt voortgezet en met een goed gevoel over de reserveringen komen we langs de Fox Glacier, een andere gletsjer nabij Lake Matheson. De gletsjer laten we links liggen en gaan Lake Matheson bezoeken. Dit meer staat bekent om de prachtige weerspiegelingen van Mount Cook en Mount Tasman op rustige en heldere ochtenden.

Het is echter middag en allerminst helder. De hoogste berg van Nieuw-Zeeland, Mount Cook, krijgen we dan ook niet te zien! Sterker nog; de bewolking hangt zo extreem laag dat het enige bewijs dat we door bergen zijn omringt, alleen komt van een klein bergpuntje dat boven de witte wolkenpartijen uitkomt en zich heel af en toe laat zien. Zal dat Mount Cook zijn?

We doen bij het spiegelmeer toch maar verwoede een poging om de weerspiegeling gade te slaan, maar het is verspilde moeite. De weerspiegelingen die we wel te zien krijgen, zijn te zien in het smalle watertje naast het kronkelige wandelpad op de terugweg naar de auto. Dan maken we daar maar wat foto's van! Je moet toch wat! Lake Matheson zoals we het graag hadden gezien.

Bekomen van de lichte teleurstelling rijden we nog zo'n 25 kilometer verder naar Franz Josef. We gaan rechtstreeks door naar camping "Forest Park", waar we vanmiddag voor gereserveerd hadden. De camping doet zijn naam eer aan. We staan praktisch tussen ondoordringbaar bos. Een soort regenwoud; wat dat betreft regent het inmiddels ook.

De camping ligt middenin het centrum van het dorpje dat uit plusminus 5 huizen en evenveel winkels bestaat. Het is dan ook een kleine moeite om even bij het bedrijf waar we de HeliHike gereserveerd hebben een kijkje te nemen. In het flinke gebouw worden we voorgelicht over wat misschien komen gaat. Met recht "misschien" daar vandaag alle vluchten zijn afgelast vanwege slecht weer. Aangezien de Nieuw-Zeelandse Pelleboer voor morgen hetzelfde weer voorspelt, krijgen we er een hard hoofd in.

Er is gelukkig nog een andere optie. Eventueel kunnen we, als de helikopter morgen niet vliegt, een wandeltocht naar en op de gletsjer gaan maken met een gids. Dat lijkt ons ook erg leuk dus weten we in ieder geval dat we morgen de gletsjer op gaan! De twee extra dagen die we in ons strakke tijdschema gereserveerd hadden voor Franz Josef, sparen we dan op voor het Abel Tasman National Park waar we één van de laatste dagen op het Zuid-eiland een hele dag willen gaan kajakken; zo ver is het echter lang nog niet!

Inmiddels hebben we voor het eerst gewassen; de kleren welteverstaan. De droger droogde niet helmaal zoals Astrid het wilde en dus is onze camper nu van binnen een soort drooghok waarbij het elektrische kacheltje (met ventilator) als blower dient. Best gezellig zo tussen de schone was… alleen een beetje warm!

Stampen op het ijs. Veel ijs

Met de bijzonder vochtige dag van gisteren in het achterhoofd waren we er al een beetje bang voor. Ook vandaag hangen de wolken letterlijk om ons heen. Ondanks de huidige weersomstandigheden gaan we toch goed voorbereid naar het pand toe waar we om ons 8.45 uur moeten melden. Tegen beter weten in vragen we of de HeliHike doorgaat en niet veel later schuiven we een balie op naar links om de wandeltocht over de onderste trede van de Franz Josef Glacier (gletsjer) te boeken.

Met de ochtendgroep kunnen we niet meermee dus we gaan om 9.00 uur weer terug met de camper naar de camping waar we vannacht gestaan hebben. Astrid zet ik af bij de receptie zodat er nog een nacht bijgeboekt kan worden. We staan weer op hetzelfde plekje in het regenwoud. Het Engelse echtpaar (Susan en Trevor) die we elke keer weer tegenkomen, tot hilariteit van ons alle vier, staan op het punt te vertrekken.

We zullen ze waarschijnlijk niet meer zien, maar dat dachten we al twee keer eerder. Tot een uur of half twaalf vermaken we ons met spelletjes en wat leeswerk. Astrid studeert bijna nog meer dan thuis voor haar examen die ze twee dagen na thuiskomst al moet doen. (nu maar hopen dat ze het rechts rijden nog niet verleerd is)

De zenuwen speelden ons vannacht een beetje parten waardoor we onrustig geslapen hebben. Het zijn diezelfde spanningen die ervoor zorgen dat we veel te vroeg in het dorpje rondlopen. Na een kwartiertje wandelen hebben we echter het hele in de mist hangende dorpje al twee keer van voor tot achter gezien.

Het advies dat we gisteren kregen bij het boeken om vooral candybars mee te nemen voor tijdens en na de wandeling, hebben we hartelijk tot ons genomen en dus hebben we de nodige Snickers, Twixen en nog meer snoepjes in onze 'noodvoorraad' gestopt. Als we uiteindelijk vier keer het dorpje doorgeslenterd hebben, gaan we eindelijk naar binnen.

Voordat we de wat spullen in ontvangst gaan nemen, moeten we eerste de benodigde voorwaarden en regels doorlezen en uiteindelijk tekenen. Daarna nemen we een regenjas, een paar schoenen met onder te binden spikes in ontvangst. Punten onder je schoenen schijnen essentieel te zijn op de gletsjer en we worden dan ook dringend verzocht te controleren of de leren bandjes waarmee de 'thalons' onder de schoenen gebonden worden, stevig genoeg zijn.

Een bandje van mijn puntige linker onderstel zit niet goed vast en ik trek hem bij het vastsjorren dan ook helemaal los. Ik ga er echter van uit dat het bandje met een beetje pielen nog wel een ijswandelingetje mee kan. De spanning neemt bij iedereen flink toe bij het proberen van de spullen. De afgedragen blauwe regenjassen en nog vaker gedragen schoenen scheppen een band tussen de diverse nationaliteiten die de wandeltocht straks gaan maken.

Drieëndertig mannen en vrouwen gaan uiteindelijk bepakt en bezakt de bus in. Het is een oude maar degelijke bus, van het soort dat we hier wel vaker zien rijden. Door het aantal deelnemende personen krijgen we het idee dat het een redelijke 'easy walk' wordt over een grote plaat ijs. Dit idee wordt snel doorbroken als één van de gidsen verteld dat de groep in drieën gesplitst wordt in een 'easy', een 'medium' en een 'heavy' groep.

Tijdens de drie kwartier durende wandeling door de rivierbedding onder aan de gletsjer, deelt de gids de groep van 33 in twee groepen. De rivierbedding is beladen met rotsen en van de rivier zelf is op dit moment niet veel meer over dan een klein stroompje. Het is dan ook nog maar net voorjaar, dus zal de stroom in afzienbare tijd samen met de temperatuur aanzienlijk gaan toenemen. De berg ijs komt gestaag dichterbij (tenminste, wij komen dichterbij) en de gids splitst de overgebleven groep weer in twee kleinere groepen.

Hij benadrukt nogmaals dat de 'heavy' groep stevig aan de bak zal moeten en weinig tijd zal hebben om foto's te maken of om te filmen. Ondanks dat we de foto- en filmcamera bij ons hebben, denken we ter plaatse nog genoeg plaatjes te kunnen schieten met de door ons aangeschafte waterdichte wegwerpcamera. Het apparaatje hadden we bij het dolfijnen zwemmen al gekocht, maar eigenlijk bijna niet gebruikt. We gaan dus vol trots, niet wetende wat ons exact te wachten staat, in groep één.

We komen aan bij de voet van de gletsjer en al zag de ijsmassa er vanaf twee kilometer niet zo 'impressive' uit, nu we er pal voor staan, schieten woorden bijna te kort. Overal ijs zover je kijken kunt en dan erg steil omhoog tot de hoogte van een enorme berg. Toby, de gids met eenzelfde kapsel als ik, doet de zware route waarbij we zo ver mogelijk op de gletsjer proberen te komen. Bij het aanbinden van de spikes vallen we in het niet bij deacht meter hoge rotsen naast ons.

De rotsen vallen op hun beurt weer in het niet bij de enorme afmetingen van de nog dagelijks bewegende ijsmassa. 74 jaar geleden was het einde van de gletsjer nog 2,5 kilometer verderop in de rivierbedding, maar de laatste jaren trok de gletsjer zich snel terug; tot vorig jaar. Afgelopen jaar is de ijsmassa weer bergafwaarts gekomen. We kunnen goed zien aan de stenen en rotsen dat het massieve pakijs werkelijk alles in tienduizenden jaren vooruit geperst heeft.

Het laatste stuk tot het echt steile begin van de gletsjer lopen we al over ijs en rotsen, maar het is hier alles behalve glad. Het glibberige gedeelte komt nu toch wel heel dichtbij en dus moeten we de 'Ice Thalons' onder binden. Onze gids Toby laat rustig en duidelijk zien hoe je de ijzers met punten onder moet binden.

Het slechte bandje van mijn rechter onderstel laat los, maar ik moffel hem een beetje tussen mijn schoen en een ander riempje zodat het redelijk vast lijkt te zitten. Veilig genoeg voor mijn gevoel; "How hard can it immers be?", en dat denkt iemand met allerminst positieve ervaringen met de combinatie bergen, sneeuw en vooral ijs.

Groep 1 vertrekt en groep 2 zal iets later opgepikt worden door een andere gids die we niet veel later, maar een stuk hoger, tegen komen in zijn tocht naar beneden. Hij rent met grote passen naar beneden en dat terwijl wij allemaal benauwd naar boven zijn gelopen. De gids hakt regelmatig met zijn pikhouweel stukjes ijs uit, zodat we er gemakkelijker op kunnen staan. Een soort trappetjes.

We stampen dapper achter elkaar over het ijs om de punten onder onze schoenen in het gladde oppervlak te krijgen. Negen naar de 'grond' kijkende mensen, in blauwe regenpakken, die met lichte agressie hun voeten neerzetten met daarvoor iemand in het rood; Toby de gids; het moet een prachtig gezicht zijn. Jammer dat niemand ons kan zien.

Onze voorman heeft de vaart er stevig in en we doen ons best om hem bij te houden. Als het eerste erg steile stuk overwonnen is, komen we op een wat vlakker gedeelte. Het ijs is hier al een stuk schoner en daarom ook vooral niet minder glad; in tegendeel, het ijs begint flink blauw te kleuren. De blauwe kleur komt door dezelfde lichtreactie als bij de eerder door ons bezochte Blue Pools. Voor ons zien we een bijzonder landschap vol enorme schuin staande ijsplakkaten van enkele tot zeer veel meters dik.

Ze staan bijna allemaal schuin omhoog richting de onderkant van de gletsjer, waar we nu ongeveer tachtig meter boven lijken te zitten. Zitten is er echter niet bij, want Toby zet de vaart er wederom stevig in. We klauteren over, langs en vooral door muren ijs, water en heel diepe gaten. Zo sta je opeens met je benen wijd boven een spleet vol water van vijfenveertig meter diep en een minuut later bevind je, je tussen twee muren van ijs die je zowel aan je voorkant als de achterkant aanraken.

Je kunt er vaak alleen maar zijwaarts doorheen. Vijf meter ijs hoog tegen je neus aan en een evenzo grote hoeveelheid ijs dat water afvoert via de achterkant van je regenjas. De camera- en rugtas die Astrid en ik meeslepen hebben het zwaar te verduren in dit landschap. Boven en onder ons op de 'berg' is er niets anders dan ijs en het smeltwater komt bij schatting met tientallen liters tegelijk naar beneden. Tja, het is dan ook al lente.

Even is het onvoorstelbaar mooi, dat ijs voor, achter, boven en onder ons, maar als je er een tijdje met zes personen tussenin bijna vast staat en Toby wat tijd nodig heeft om meters verderop een geïmproviseerd pad te hakken, willen we er graag even tussenuit. Er is ook sprake van een gewenningsproces, want bij de volgende spleet die we door moeten en die drie keer zo lang en nog iets nauwer is, voelen we ons al iets meer op het gemak.

Ik moet echter halverwege de spleet mijn adem uitblazen om door het smalste gedeelte te passen.
Natuurlijk schiet op dat moment door mijn hoofd dat de routes door dit gebied van de gletsjer elke dag veranderen omdat de ijsmassa wel vier meter per dag kan verschuiven. Daar sta je dan met je geleende regenpak, spikes, schoenen en je goede gedrag in een spleet van nog geen dertig centimeter breed.

De gids kondigde een half uur geleden aan dat het hoog tijd was om langzaam aan terug naar beneden te keren. Sinds die mededeling zijn we alleen nog maar verder naar boven gegaan. We hebben weinig te klagen met de werkelijk prachtige ijsstructuren ter grootte van huizen, dus maken we er maar wat grapjes over. Zelfs de zon laat zich een half uur zien en het ijs lijkt blauwer dan ooit die middag. Toby praat ondertussen veelvuldig door zijn walkie talkie over de te volgen route.

Hij blijft daar heel wijs stil bij staan. Astrid en ik maken nog wat flauwe grapjes dat de helikopter alsnog mag komen en gids Toby hakt zich suf op een erg lastig te namen parcours. Uiteindelijk belanden we zo op het basis afdaalpad die aan de rand van de gletsjer loopt. We hebben waar voor ons geld gekregen vertelt hij, want hij is in de twee jaar dat hij dit werk doet nog niet zo ver geweest met een halve-dag-groep.

Het afdalen bevalt me in het begin niet zo best, je ziet immers precies waar je in kan vallen als je wegglijdt en dat is niet niks. Het stampen op het ijs is nu ook geen natuurlijk proces meer, we gaan immers vanzelf naar beneden dankzij de zwaartekracht. Doordat ik erg bewust en voorzichtig bezig ben met stampen, neemt Astrid steeds een voorsprong van een meter of drie.

Na een meter of vijftig richting dalen heb ik eindelijk de afdaalspirit te pakken en stamp me een weg naar beneden. Bijna beneden aangekomen, zien we andere mensen omhoog kijken. Het idee dat we bijna beneden zijn, valt in het niet als je bedenkt dat de mensjes het formaat lijken te hebben van Hobbits in Madurodam.

Anderzijds geldt nog steeds: één misstap en je kunt ze de handen schudden. Het ijs verandert langzaam in puin, stenen en grind. De spikes kunnen dan ook snel af en wat ons rest is een wandeling van drie kwartier naar de bus. Dit avontuur vergeten we niet snel en het is dan ook verdacht stil op het geprepareerde pad door de rivierbedding. Met regelmaat kijkt iedereen om naar de gletsjer die alweer snel ver weg blijkt te liggen. Nog even wat foto's schieten van de gletsjer, voordat hij in de dikke wolkenbrij verdwijnt.

Niet veel later zitten we alweer in de bus. Het kost ons niet veel moeite om de ramen van de bus in korte tijd vol condens te krijgen. Onze trillende handen en benen worden tot stoppen gemaand met Snickers en Twix. Na tien minuten in de bus vol dampende mensen horen we een groepje Engelstalige meiden klagen over "the tough ride" en "never doing that again!"; en dan zaten zij nog in groep 2 of 3…

Terug in Franz Josef (ja, door een Duitser gesticht) leveren we onze regenpakken, natte schoenen en stinkende schapenwollen sokken in om daarna van Toby een oorkonde, annex reclamegids, in ontvangst te nemen. We zijn er maar wat trots op! 'Thuis in de camper' zijn de laatste restjes was nog net zo vochtig als vanmorgen. Niet zo gek daar we al twee dagen middenin de wolken staan. Niet echt fijn voor alle digitale apparatuur, maar gelukkig doet ons kacheltje weer enthousiast z'n best.

De magnetronmaaltijden die we in de camper opwarmen smaken opperbest na een dergelijke dag, zeker als je ze weg kan spoelen met -vreemd genoeg- authentiek Australische biertjes. De komende nachtrust zal ons goed doen en ons brengen naar weer een nieuwe dag waarin we de nodige kilometers af willen gaan leggen. Tot dan… gaan wij in winterslaap.

Een dag vol regen, kiwi's en pancakes

Na twee dagen vertoeft te hebben in Franz Josef wordt het hoog tijd dat we dit vochtige oord gaan verlaten. We willen vandaag nog voorbij Greymouth rijden en dat betekent dus vroeg op. Het is dan ook 6:30 uur als de wekker gaat; behalve dat het nog niet eens echt licht is, is het vooral erg vochtig.

De gewassen handdoeken van twee dagen geleden zijn nog net zo nat als dat ze uit de droger kwamen. Het ontbijt van geroosterde sneetjes brood met ham, kaas, hazelnootpasta of jam spoelen we weg met en bak hete thee en niet veel later kunnen we alweer op pad.

De wegen zijn in dit afgelegen gebied en om deze tijd bijna uitgestorven en dus rijden we in no-time ongeveer 140 kilometer verderop het plaatsje Hohitika binnen. In dit groot uitgevallen dorpje willen we Kiwi's gaan bekijken. Deze vogelsoort is in tegenstelling tot de wijdverspreide vrucht met dezelfde naam, erg zeldzaam. Je komt het beest in het wild eigenlijk niet tegen. Ze zijn dan ook alleen in de schemer en donker te bekijken… maarja, dat zoekt en kijkt lastig. Het plaatselijke aquarium schijnt behalve een selectie kleurige vissen ook enorme palingen en kiwi's te hebben.

We staan pal tegenover het pand geparkeerd en de voorzijde van het gebouwtje, dat gewoon middenin een rij winkels geklemd staat, ziet er grijs en gesloten uit. Het enorme reclamebord van het "aquarium en het nationaal kiwi centrum", is bijna net zo groot als het gebouw zelf. Dichterbij gekomen, blijkt de 'attractie' toch gewoon open. Binnen gekomen, worden we vrolijk begroet door een breiende dame, één opgezette- en tientallen pluchen knuffelkiwi's.

De entree van 12 dollar per persoon wordt met gemak opgehoest en bij het verlaten van de souvenirs passeren we wederom een opgezette kiwi. Op voorhand werd door de breiende mevrouw al duidelijk gemaakt dat het flitsen met fotocamera's verboden is bij de kiwi's; ze schijnen er stress van te krijgen. Bovendien leven ze in gevangenschap ook in het donker.

Voordat we bij de 'main attraction' belanden, bekijken we eerst uitgebreid het kleine aquarium met allerhande soorten vissen. Van zeebaars tot haai, van makreel tot piranha en van reuzenaal tot zeepaardje; ze hebben het hier allemaal. Het pand is dan ook opvallend groot in vergelijking met de voorkant. Zodra we de bordjes EXIT volgen, bevinden we ons plotsklaps in een erg donkere ruimte.

Er klinken vreemde geluiden uit het flink ogende verblijf. Pal voor ons, aan de andere kant van het ongeveer één meter hoge hekje loopt een kiwi. Niet veel verderop lopen er nog een aantal. Het lijken maar een stel vreemde beesten. Twee andere stellen proberen zonder flits te fotograferen en natuurlijk gaat 'per ongeluk' de flits toch af. Wij doen ook een poging, maar zodra twee Fransen ook 'per ongeluk' flitsen en verontschuldigend vloeken, gaan we naar het verblijf met de opgezette en pluchen kiwi's inclusief breiende vrouw. Even de opgezette vogel fotograferen en we staan niet veel later weer buiten.

We lopen even kort door het dorpje en gaan nog even naar de plaatselijke supermarkt. Ondanks dat we niet veel nodig hebben, zit ons mandje als snel heel erg vol met voornamelijk erg lekkere dingen. Ach, het is vakantie zullen we maar zeggen! De kassamevrouw van middelbare leeftijd vraagt even later bij de kassa om Astrid haar identiteitspapieren als een fles rosé en twaalf blikjes bier op de lopende band passeren.

De paspoorten dragen we altijd trouw bij ons en Astrid tovert dan ook in een handomdraai haar paspoort voor de vriendelijke mevrouw haar neus welke zich onmiddellijk verontschuldigd voor het slechte weer die dag. Met onze nieuwe voorraad alcoholische versnaperingen, chips en 'zoute stokkies' vertrekken we richting Shanty Town.

Het dorpje Shanty town is eigenlijk gewoon openluchtmuseum waar een goudzoekerdorpje is nagebouwd. Behalve de nagebouwde delen, staan er ook een aantal authentieke gebouwen tussen die vanuit de westkust naar het openluchtmuseum verplaatst zijn. Alle medewerkers lopen in de kleding ten tijden van de Nieuw-Zeelandse goudkoorts (1800 tot 1930) en er rijdt zelfs nog een klein stoomtreintje. Het ziet er allemaal netjes en verzorgt uit.

Veel voorwerpen die in de gebouwtjes staan stammen ook echt uit die tijd, wat het allemaal nog echter maakt. De angstaanjagende attributen in het plaatselijke ziekenhuis doen ons even twijfelen aan onze kinderwens… stel je voor dat je in zo'n ziekenhuis moet bevallen! Het dorpje heeft een beetje een 'Wilde Westen' uitstraling (voor zover ik dat van films ken) en deze westkust werd dan ook destijds zo genoemd.

We rijden nog even met het treintje en besluiten vanwege de continue regen en kou de camper op te zoeken. De verwarming van de auto warmt ons lekker op als we Greymouth, ook ontstaan ten tijde van de goudkoorts, langzaam doorrijden om daarna verder te rijden naar onze volgende bestemming van vandaag: de beroemde 'pancake rocks and blowholes' in Punakaiki.

Deze kalksteenformaties zijn in een dusdanige vorm gebracht door de natuur dat het lijkt alsof er grote stapels dikke pannenkoeken op elkaar liggen. Wilde golven slaan regelmatig met volle snelheid onder stukken van de formaties door om het zoute water op die manier omhoog te stuwen door kleine openingen in het kalksteen.

Dit resulteert in een soort geisereffect, waarbij het water metershoog uit de formaties komt spuiten; oftewel de 'blowholes, zoals ze dat hier noemen. Ironisch genoeg staan we te wachten op de grootste 'spuiter' die we kunnen zien, >maar het duurt allemaal wat lang. De camera blijft al snel een kwartier snorren als Astrid ondertussen de paraplu boven mij en de apparatuur houdt.

Een ronkend geluid van aanstormende golven die via een inkeping in de pannenkoekenrotsen naar boven proberen te komen, laten ons nog langer staan. Opeens blaast een enorme hoeveelheid water omhoog en we schieten spontaan in de lach. Dat hadden we toch nog weer niet verwacht.

Uiteraard eten we nog even pannenkoeken in het nabijgelegen restaurant. Het zijn erg dikke pannenkoeken hier, heel anders dan we in Nederland gewend zijn. Als je er twee op hebt, zit je dan ook stampvol! Het is lekker warm en droog in het restaurantje, maar we gaan toch maar weer verder door de regen. Het troost ons te horen dat het hier meestal regent.

Daar de dag nog wel even duurt, willen we een stuk verderop nog een wandeling maken naar een baai met blowhole, waterval, grotten en een erg woeste branding. Net als ik de auto in z'n drie zet, blijken we al voorbij het wandelpad geschoten te zijn. Het was dus dichterbij dan we dachten en dat de gidsen ons vertelden. We zijn het inmiddels wel gewend.

De korte wandeling van tien minuten leidt ons naar een baai met een kiezelstrand waar onze voeten behoorlijk in weg zakken. De kiezels zijn allemaal door de jaren woelen in de branding gepolijst tot mooie ronde, glimmende steentjes. Miljarden liggen er en vormen een donker strand met aan het einde de zogenaamde 'ballroom overhang'; een soort grot van ongeveer 30 meter breed en 20 meter diep. Eén ding is zeker: je kunt er lekker droog staan!

Over de bovenkant van de 'natuurlijke balzaal' komt een klein watervalletje met veel lawaai naar beneden vallen, midden in wat tropische planten die op een groepje rotsen groeien. Het zou zo een tropisch zwemparadijs kunnen zijn. Niet dat je hier snel het water in zal willen duiken. De oceaan beukt hier continu met grote, allerminst zwembare golven op de kust.

Met een buik vol pannenkoeken gaan zwemmen lijkt ons met dit weer sowieso geen verstandig idee, dus stappen we weer in onze camper en rijden naar Reefton. We belanden op een spotgoedkope camping, maar dit is dan ook niet echt een luxe camping. Goed genoeg voor een nachtje en slapen zullen we zeker! Het was een lange drukke dag met niet echt bijzonder mooi weer. Desondanks reden we ook nog even ruim 360 kilometer weg. Welterusten…

Reefton, the City of Horror?

Het is vandaag 15 oktober 2004 en even was daar een moment dat we vandaag niet meer mee zouden maken. Tenminste, in gedachten dan, want gisteren tijdens een stop bij een BP benzinepomp in 'the middle of nowhere', kreeg ik een beetje het 'tienerhorror'-gevoel, alsof we in een slechte B-film zaten. Van die films waar iedereen een slechterik is, zelfs de enige arm der wet (de sheriff).

Altijd is er dan een groepje tieners die de hoofdrollen vertolken en op doorreis zijn. Uiteraard moet er dan altijd getankt worden en binnen een uur is iedereen afgeslacht door een groepje wierdo's en bad guys die als enige onderlinge link hebben dat ze via incest voortgebracht zijn. Gelukkig voor het bioscooppubliek blijft de hoofdrolspeelster altijd in leven.

Enfin… ik stapte gisterochtend om 8:15 uur uit de campervan en liep naar de dieselpomp toe. Het pompapparaat van het type dat twintig jaar geleden nog in Nederland stond, was in bijzonder slechte staat. Alles zat onder een laag stof en roet. Nadat ik de tank vol had dacht ik dat het best vreemd was dat een smoezelige benzinepomp als deze de naam van BP mag dragen.

Rechts aan het bijbehorende gebouwtje hing een groot naambord scheef aan een aantal verroestte kettingen. Ik hoorde het gesop van de verzadigde grond, maar zag mijn eigen voeten bijna niet door de laag hangende mist. Elk geluid leek lang door te klinken in het enorme dal waar we ons middenin bleken te bevinden. In de wijdde omtrek was niets dan lage begroeiing en een matig onderhouden weg.

Tijdens de drie meter lange wandeling naar de deur van het pompgebouwtje schieten mij titels als "The Chainsaw Massacre", "Jeepers Creepers" en "The House of Wax" te binnen. Ik bedacht me hoe het gebouwtje er van binnen uit zou zien; Vleeshaken, kettingen en overal afgezaagde ledenmaten vol bloedspetters.

Met deze laatste gedachte stapte ik op de deur af welke geen deurknop bleek te hebben. Met het idee nooit meer naar buiten te kunnen, ging mijn hand naar de deur welke plotseling volautomatisch, maar met een piep en een kraak, openschoot. Het licht knipperde en een vrolijke jongedame, zittende tussen rijen Snickers, Twix en M&M's, groette mij vrolijk. De anticlimax deed me goed en niet later vervolgenden Astrid en ik samen onze weg.

Het is inmiddels ochtend en Astrid en ik moeten eerlijk bekennen dat we dezelfde vooroordelen hadden over de camping waar we verbleven vannacht. Een wat onrustige nacht viel mij dan ook ten deel, zeker na de ontmoeting met een grijs, mank lopende vrouwtje, dat we tot dan toe al vijf keer nagekeken hadden. De link met het eerder 'genoten' horrorscenario was snel gelegd en het duurde dan ook niet lang voordat we haar als slechte heks bestempelden.

We deden gisteren dan ook onder het motto van de veiligheid samen koken in de gemeenschappelijke keuken, waar de vrouw ook aanwezig bleek te zijn. Ze deed de afwas. Om zo normaal mogelijk over te komen, probeerde ik enthousiast het ijs te breken door een gesprek aan te gaan.

Mijn eerste conversatie met het oude vrouwtje kwam echter niet veel verder dan: "Is this your knife?", zwaaiende met een mes van dertig centimeter dat op het door ons te gebruiken gedeelte van het aanrecht lag. Denkende aan het horror verhaal van die middag kon ik maar één ding doen: Vasthouden dat mes!

Ons ontbijt bestaande uit vier gekookte eitjes, wat geroosterd brood en creamcrackers proppen we snel naar binnen. Ik wil zo snel mogelijk van het grasveld af waar we bijna alleen op staan. De slipsporen in het doorweekte gras waren me gisteren ook wel opgevallen, maar ik had niet verwacht dat het die nacht zo enorm hard zou gaan regenen.

Het veld was nu nog drassiger dan de dag ervoor. De beperkte nachtrust was opeens een stuk logischer te verklaren… De eerste poging om weg te rijden mislukt. Astrid attendeert mij erop dat het verstandig is de camper in z'n eerste versnelling te zetten. Was dat eventjes schrikken!

Via Hanmer Springs naar Kaikoura

Vanuit Reefton rijden we ongeveer 150 kilometer naar Hanmer Springs, dat vernoemd is naar de gelijknamige warmwater bronnen die het plaatsje rijk is. De af te leggen route zat behoorlijk vol met bergen, heuvels en het betere bochtenwerk dus zijn we wel toe aan een warm kuurbad. Astrid leidt ons rechtstreeks naar het "Health Centre" alwaar we na tien minuten wachten te horen krijgen dat we om de hoek moeten zijn voor de kuur- en zwembaden.

We hobbelen dus een ingang verder en leggen 10 dollar per persoon neer voor onbeperkt poedelen in warm water. Niet zomaar water, nee…. Het water komt rechtstreeks uit de grond en is dan ongeveer 65 °C. Daarna wordt het naar rotte eieren stinkende water via een buizenstelsel afgekoeld tot 45°C en vervoert naar het eerste zwembadje; mooi vormgegeven in een nette tuin met struiken en rotsen.

Volgens zeggen heeft het water een helende werking door de combinatie van de specifieke mineralen en de juiste temperatuur. Uit ervaring weet ik dat warm water mijn rug, schouders en nek doen ontspannen dus lig ik continu tot de kin in het water, de stank op de koop toe nemend. Elk bad dat zich een trede lager bevindt, is iets groter en koeler.

Ook stinkt het water een stuk minder, omdat er eerst bepaalde stoffen uitgefilterd worden. Dat moet het zwavel wel zijn! Af en toe nemen we een duik in het 'gewone bad' en uiteraard wordt het speelbad niet overgeslagen. Ik ben tenslotte al dertig! Van het meest geconcentreerde zwavelbad kun je overigens behoorlijk draaierig worden.

We wisselen daarom ook alle baden af en dan is het welletjes geweest; het is inmiddels ook al een beetje gaan regenen. Voordat we doorkarren naar Kaikoura aan de oostkust -gisteren zaten we nog aan de westkust- eten we eerst nog een chickenspinach- feta-pie en een chicken-ceasar-salad als lunch. Het is nog maar ruim honderd kilometer rijden naar Kaikoura, al blijkt tijdens de rit dat je dat niet één, twee, drie wegrijdt.

Het extreem bochtige parcours waar de maximale snelheid op 100 km/uur ligt, gaat met name over bergen en heuvels waardoor de gemiddelde snelheid erg omlaag gaat. Bochten met een adviessnelheid van 25 of 35 km/uur zijn meer regel dan uitzondering. De tweede helft van de rit is het ergst. De weg bevat zoveel bochten dat de waarschuwingsbordjes en adviessnelheidmarkeringen die je overal in Nieuw-Zeeland in overvloed tegenkomt, voor het gemak weggelaten zijn.

Steeds denk ik terug aan de oude, rode BMW die we die ochtend zagen. De auto was net uit een afgrond getakeld en zag er uit als een platte hoop schroot. Geen risico's nemen was mijn motto al en dus duren de laatste tientallen kilometers het langst. Gelukkig is het hier in het oosten van het land een stuk beter weer; de schaapjes die we onderweg weer overal tegenkomen, vinden het ook een stuk fijner.

Een Top 10 camping is na de deceptie van gisteren 'The place to be' en het duurt dan ook niet lang voordat we bij de receptie staan te popelen om ons in te schrijven. Zodra we in ons beste Engels beginnen, zegt de man achter de receptie: "You sound very Dutch to me, so…. jullie kunnen gewoon in het Nederlands praten." Al snel wisselen we wat typisch Hollandse gesprekken over de dure Euro en het weer, waarna we ons plekje op de camping opzoeken.

Het achteruit parkeren gaat net als de vorige keren als een speer! Onmiddellijk na het aansluiten van de stroomvoorziening, lopen we naar het Whale Watch Centre; slechts van de camping gescheiden door een relatief groot treinstation. We moeten helemaal om het station heen lopen en komen via het prachtige strand bestaande uit voornamelijk zwarte kiezels, bij het walvissencentrum aan.

Gelukkig is het vaarschema van morgen nog niet volgeboekt en we boeken een tochtje om 11:00 uur. Dat wordt dus uitslapen! Nouja, tot 9 uur, want je moet ook hier, net als op alle andere campings, om 10:00 uur van de camping af zijn. Alle batterijen worden weer opgeladen, inclusief onze eigen accu's vanavond. Nu maar hopen dat het weer geen roet in het spreekwoordelijke eten gooit en dat we maar veel potvisstaarten mogen fotograferen.

Als een potvis…

Uitslapen… het idee was erg leuk en normaal is dat op een erg nette Top 10 camping met een Nederlander als eigenaar ook geen probleem; niet wetende dat er over de rails in onze 'achtertuin' ook 's nachts treinen rijden. Een slechte nachtrust voor Astrid dus en ook voor mij, maar dan wederom door de regen… Zaten we gisteravond nog lekker in het zonnetje een beetje met de meeuwen te spelen, vannacht regende het volop dikke druppels die lekker veel lawaai maken op het camperdak.

Een duik in het verwarmde zwembadje zat er die ochtend ook al niet in, maar gelukkig hebben we iets om naar uit te kijken: Whalewatch! Tenminste, als dat wel doorgaat met dit weerbeeld. Gelukkig valt de wind mee en aangezien het weer gisteren erg goed was, hopen we erop dat de zee vandaag erg rustig is.

Juist als we het ritje naar het Whalewatchcentrum maken, zien we boven zee een heuse opklaring. Behalve het stukje blauwe lucht zien we ook veel auto's en bussen geparkeerd staan. Dat laatste geeft ons hoop dat er vandaag gevaren gaat worden en dus dat we walvissen gaan zien!

Het is tijd voor twee Long Blacks, want we zijn zoals altijd deze vakantie, weer veel te vroeg. We warmen ons aan de grote espresso's en checken om 10:55 uur in. De jongeman achter de balie vraag of we interesse hebben om met een tocht eerder mee te gaan, welke over vijf minuten vertrekt. Dat komt goed uit, want we willen vanmiddag nog naar Nelson rijden. Alle extra tijd is meegenomen.

Ondanks de vijf minuten, moeten we even wachten in 'the video room' waar we een stukje documentaire te zien krijgen over zogenaamde spermwhales. De walvissoort die in Nederland regelmatig aanspoelt: de potvis, die we vandaag als het goed is gaan bekijken. Naast walvissen zien we misschien ook nog dolfijnen, zeeleeuwen en diverse albatrossoorten. Vooral die laatste willen we ook graag zien, omdat die eerder een beetje door onze neuzen geboord werden…

Een (wederom) oude bus brengt ons naar de haven waar drie prachtig grote catamarans klaar liggen. Als we een zeeziektepreek achter de rug hebben, stappen we in de middelste boot. Volgens de crew hebben we geluk. Het is in weken niet zo rustig geweest op zee en… het is droog, al hangen er dreigende wolkenpartijen boven het vaste land die op het punt staan om hun regen te laten vallen. In de boot krijgen we een inleidend verhaal over de potvissen en na ongeveer een half uur varen verminderen we vaart.

We wankelen naar het dak van het schip en zien daar ongeveer dertig meter bij ons vandaag nog net een enorme zwarte staart de oceaan in verdwijnen. We kunnen allemaal weer benedendeks. Nog voordat we zitten is het rechtsomkeert, want de volgende walvis is gesignaleerd. Deze keer aan de andere zijde van de boot. Deze walvissen blijven vijf tot tien minuten aan het oppervlak om hun enorme lichamen van zuurstof te voorzien.

Deze potvis is volgens zeggen achttien tot twintig meter lang en is naast ademhalen ook druk bezig met voedsel te verteren. Het eten doen ze op grote diepte waar ze wel tot bijna een half uur kunnen blijven. Het enige dat wij van dit reusachtige dier te zien krijgen is slechts een stukje van de rug, het spuitgat om adem te halen en de staart. Via de sproeifonteinen die de walvissen aan de oppervlakte om de ongeveer vijftien seconden produceren, zijn de beesten het beste in de grote oceaan te vinden.

Niet heel veel later zien we er maarliefst drie tegelijk binnen ongeveer vijftig meter afstand van elkaar. Zodra een potvis genoeg zuurstof opgenomen heeft, duikt hij onder en laat dan zijn prachtige grote staart zien. De ene staart komt wat hoger dan de andere, maar ze hebben allemaal gemeen dat je ongeveer maar een seconde hebt om ze goed te fotograferen vanaf en hevig schommelende boot.

We zien achtereenvolgens acht walvissen en de staarten staan er bijna allemaal goed op. Bij de laatste staart breekt de zon zelfs eventjes door wat de foto nog mooier maakt; bijna net zoals de ansichtkaarten die ze overal in Nieuw-Zeeland en natuurlijk vooral hier in Kaikoura verkopen. Ondanks dat walvissen uitermate indrukwekkend zijn om naar te kijken, weet je het wel zo'n beetje na acht staarten en dus gaan we proberen dolfijnen te vinden.

De boot vaart hiervoor richting de kust en onderweg zien we een aantal albatrossen door de lucht zweven. Het is een iets kleiner soort albatros dan de koningsalbatros met vijf meter vleugelspanwijdte die we in Dunedin wilden bekijken, maar toch zeer bijzonder. Zeker als we niet veel later een gewone zeemeeuw voorbij zien vliegen die volledig in het niet valt.

Dichtbij de kust zwemt een groepje dusky dolphins die in het begin nog een beetje sprongetje maken, maar daarna zenuwachtig om de boot heen zwemmen. Ze zijn niet zo peels als normaal wat volgens de crew van de boot komt door de aanwezigheid van 'Killer Whales', oftewel Orka's. De laatste tijd is deze natuurlijk vijand van de dolfijn en zeehond regelmatig in de buurt gespot; reden des te meer voor de normaal zo springerige dolfijnen om op hun hoede te zijn.

Als de dolfijnen het verder af laten weten, bekijken we nog wat pelsrobben op twee eilandjes in de buurt, waarna het tijd is om terug te gaan naar de haven van Kaikoura. Op de terugvaart toont de bemanning een aantal bizarre video's die ze zelf op hun tochten gefilmd hebben. Zo zien we o.a. walvissen die een heel eind met hun kop boven water uitkomen, walvissen die steeds op het water slaan met hun staart en een walvis die de boot een "duwtje" komt geven.

Al met al was het een indrukwekkende boottocht, maar nu is het tijd voor ons om snel de campervan in te springen; we willen immers nog naar Nelson en dat is nog ruim 240 kilometer rijden!

De rit naar Nelson valt erg mee. Voornamelijk wegen waar we de toegestane snelheid van honderd ook daadwerkelijk kunnen halen en slechts twee echte passages van berg- en heuvelruggen. Op deze bergpassen is het bochtjes sturen weer troef en ziet Astrid een auto liggen die ergens een bochtje gemist schijnt te hebben.

We gaan er vanuit dat de auto er al een tijd ligt en tuffen door naar Nelson. Omdat we de precieze invulling voor de komende dagen nog niet bedacht hebben, besluiten we een camping dicht bij het centrum te zoeken. Dat is hier om-en-nabij vier kilometer uit het centrum vandaan. Het globale idee is om vanuit dit plaatsje een dag te gaan kajakken in het Abel Tasman National Park. Uiteindelijk wijzigen de plannen op de camping.

We besluiten morgen door te rijden naar Motueka, aan de rand van Abel Tasman om dan daar een dag kajakken met gids en lunch te boeken voor de volgende dag. De dag daarna kunnen we dan rustig via een scenic route naar Picton om daar te overnachten alvorens we de boot nemen naar Wellington op het Noord-eiland.

De camping waar we in Nelson op terecht komen, heeft een heel aparte uitstraling. Het doet erg jaren '70 aan. Iedereen lijkt hier een potentiële hippie, inclusief de langharige man bij de receptie. Tussen de naaldbomen staan de heuvelachtige grasvelden hier vol met erg oud uitziende bussen en kleine vrachtwagens die compleet met houten opbouw omgetoverd zijn tot hippiecampers; allen inclusief truttige gordijntjes. Wij gaan lekker slapen en proberen morgen wederom uit te slapen… Peace, love and happiness to ya all!

Zondag 17 oktober, naar Motueka

Het was koud vannacht. Koud genoeg om ons elektrische ventilatorkacheltje midden in de nacht aan te laten slaan zodat het ding behoorlijk ging 'loeien'. Ik had 'm voor het slapen gaan - een uurtje of 22:00 - op de laagste stand gezet met het idee dat het apparaat dan uit zou staan. Niet dus. Eén ding weten we inmiddels zeker: 's nachts koud, 's ochtends mooi weer! De hemel is voor zover wij vanuit ons bed en vanachter onze groene gordijntjes kunnen zien, helemaal blauw.

We doen ons tegoed aan het dagelijkse ontbijt en verlaten de hippiecamping om rustig Nelson uit te rijden. Op het eerste grote verkeersbord dat we tegenkomen, zien we dat het nog slechts 37 kilometer rijden is naar onze plaats van bestemming: Motueka. Dat is natuurlijk niets vergeleken bij de bijna 2000 kilometer die we tot op heden wisten af te leggen.

Astrid komt met het goede idee om eerst maar de plaatselijke Top 10 camping te bezoeken. Op de meeste campings kunnen ze van alles voor je regelen en boeken zodat je zelf niet stad en land af hoeft te zoeken om iets te willen ondernemen. Bij de receptie van de camping in Motueka blijkt het boeken van een dagtocht per kajak geen enkel probleem.

De vrouw achter de balie is zelfs erg enthousiast en licht ons uitgebreid in over de diverse kajaktochten die mogelijk zijn. Het duurt dan ook niet al te lang dat we een kajaktocht boeken met de alleszeggende naam: "The Big Tonga". We boeken ook meteen twee overnachtingen op deze camping. Netjes geregeld, want we worden morgenochtend bij de receptie opgehaald en 's avonds weer teruggebracht.

Volgens de folder is het zo'n zes uur kajakken door het Abel Tasman National Park en het overige vervoer is per bus en watertaxi's. Aangezien we morgen ongetwijfeld enorme spierpijn gaan kweken, houden we vandaag maar eens een echte rustdag! Het is immers ook zondag vandaag… al blijken de winkels hier gewoon open.

Onze picknicktafel met bijbehorende stoelen klappen we resoluut uit en daar zitten we dan: in het zonnige Motueka. Na tien minuten zonneschijn, die aanvoelde als een aangenaam lentezonnetje, begint mijn borst al een rode tint te krijgen, dus gaan we maar even te voet het dorp verkennen. In het centrum, voor zover je daar van kunt spreken, doen we eerste wat boodschappen in de plaatselijke supermarkt en belanden niet veel later op een groot grasveld bij een… hippiemarkt.

Eerder was mij de grote hippiecamper op de camping wel opgevallen, maar dit hadden we ook weer niet verwacht. We zitten immers toch al bijna 40 kilometer bij Nelson vandaan. We genieten in het gras nog wat van het zonnetje en ondertussen zit er verderop een groepje hippies muziek te maken op gitaar, bongo's en een viool. Het tafereel dat zich aan onze ogen ontrolt kennen we eigenlijk alleen maar uit slechte films over de hippietijd.

We gaan later die middag terug naar de camping, welke een echte campinguitstraling heeft. Het is er niet druk, maar toch is er al die gezelligheid! Wat ons betreft tijd om de in de supermarkt gekochte fles rosé soldaat te maken en alvast te fantaseren over morgen.

Kajakken op de oceaan

Vandaag gaan we kajakken, tenminste, als het weer het toelaat. Gisteren hadden we zulk prachtig weer dat we eigenlijk verwachten dat het vandaag niet anders zou zijn. Het is hier immers het zonnigste gebied van het Zuid-eiland en dat kun je hier ook goed aan veel dingen zien. Zo groeien er hier in de omgeving van de camping sinaasappelstruiken en - bomen en verder is het fruitteelt 'all over the place'.

De velden fruitbomen staan vol in de bloesem en dat ziet er prachtig uit! Toch neemt dat niet weg dat het de hele nacht door regende en dat wij deze ochtend in een kajak de oceaan op gaan. Het beetje kanoën en kajakken dat wij gedaan hebben in het Amsterdamse Bos en bij Polder Sport zal er waarschijnlijk bij in het niet vallen.

Een goede nachtrust had waarschijnlijk wel op z'n plaats geweest, maar de regendruppels die zonder ritme continu het camperdak troffen, hadden een heel ander plan. Er proberen niet aan te denken, deed me er juist erg op letten. Steeds als de regen minder werd, viel ik in slaap, maar zodra de druppels water in grootte toenamen, werd ik weer wakker.

Gelukkig sliep Astrid vannacht als een roos zodat die zich niet zo druk hoefde te maken over het weer. Nu de ochtend gekomen is, is dat anders. Jammerlijk kijken we naar buiten; het regent en we worden over een kleine drie kwartier opgehaald. Niet veel later is het opeens droog en komt er een oud busje van Kiwi Kayaks aan gereden. We hebben spontaan last van haast waardoor we het licht in de camper vergeten uit te doen. Ook vergeet ik mijn jas.

In het busje zitten mensen uit een grote diversiteit aan landen en het ritje van vijf minuten brengt ons bij het kantoortje van het kajakbedrijf om het financiële gedeelte af te handelen. Wade, vanaf dat moment onze gids, wil ons laten betalen , maar wordt op het laatst gecorrigeerd. We hebben bij het boeken al met creditcard betaald.

Als alle verplichtingen afgerond zijn, rijden we in een klein half uur naar een strand waar het een drukte van jewelste is. Qua kano's, kajaks en peddels dan. We moeten nog even wachten op een Engelsman en in de tussentijd halen we een heet bakkie koffie bij de plaatselijke supermarkt. Daar zijn we zo vroeg in de morgen nog wel even aan toe!

Samen met Wade, twee Engelsmannen en de 'kapitein' van de watertaxi worden we een stuk verderop aan de kust gebracht. Het bootje met een enorme motor en dito snelheid beukt op de allerminst rustige oceaan alsof het één van de nieuwste kermisattracties betreft. De klappen op de golven vermaken ons dusdanig dat we inmiddels weer vol goede moed het avontuur zijn binnengestapt.

Zodra de watertaxi vaart vermindert, zien we een enorme appelvormige rots bovenop een reeks kleinere rotsen liggen, zo'n dertig meter uit de kust. De appelrots is in tweeën gebarsten en ziet er uit als… twee halve appels. De gelijkenis met een echte appel is frappant. De bijbehorende Maorilegendes op de koop toenemend, varen we nog een stuk verder.

We komen aan bij een goudgeel strand waar een reeks kajaks op ons liggen te wachten. Op het strand staan ook onze andere metgezellen van die dag. Een Canadees stel en twee Oostenrijkse dames. Wade legt alles over kajakken uit en toont ons uitgebreid hoe we alle extra hulpstukken aan moeten doen. Een soort regenjas die je niet droog houdt maar wel warm; een soort rokje (ook voor de mannen) die over het gat in de kajak gaat waar je ook in zit, zodat het binnen de tweepersoons kano niet nat wordt en een reddingsvest.

Het in- en uitstappen verloopt de eerste testpoging erg onwennig, maar het gaat daarna al stukken beter. Wade maakt regelmatig grapjes, maar iedereen is zo druk bezig om alle nieuwe informatie te verwerken, dat we hem allemaal wat glazig aankijken; of zouden we nog niet helemaal wakker zijn?

Kort daarna drijven we al op het water en hebben we onze eerste proefrondjes en bochtjes gemaakt. Astrid zit achterin en bedient daarvandaan met haar voeten het roer. Ik zit voorin als uitkijk en richtingaangever. Al snel slingeren we over het water. De Oostenrijkse dames lijken echter helemáál de weg kwijt.

De voetpedalen van beide kajaks die gebruikt worden als stuur moeten even versteld worden. Hiervoor moeten we een stuk verderop met de vaartuigen bij elkaar komen. Samen naast elkaar zijn we een stuk stabieler en kunnen d aanpassingen door Wade op het water uitgevoerd worden.

Tijdens het stuk dat we daarna varen gaat het sturen perfect en pakken we ook de eerste grote golven. Als we bij een lagune aankomen, moeten we met de hevige branding mee peddelen en vooral niet zijwaarts in de omvallende golven terechtkomen. De neerploffende golven kunnen je dan zonder moeite omkiepen als je vergeet tegen de golfrichting in te leunen. Astrid en ik peddelen als zeer ervaren kajakkers zonder problemen in de branding tussen een strand en een partij rotsen door.

In de lagune is het water erg rustig en helder. We varen langs een zandbank en komen verderop in een soort lagune-uitstulping en lijken we ons middenin het regenwoud te bevinden. Vogels fluiten en tjilpen alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ontelbare variaties groen omringen ons en de ongerepte natuur laat zien hoe prachtig het op de wereld kan zijn.

Het is een fijn idee om te weten dat hier geen auto's kunnen komen. In de lagune hebben we geen wind en ook geen golven en dat is wel even prettig. Toch weten we maar al te goed dat de lagune vanaf zee maar één ingang heeft en dat is dan ook de enige uitgang. De truc van de lagune in peddelen moeten we nu dus andersom doen; tegen de allerminst rustige branding in. De golven blijken mee te vallen en wat korte peddels later zitten we alweer op open zee.

Niet veel verder gaan we weer een lagune in. De golven zijn bij het binnenvaren een stuk hoger, maar weer betreden we zonder grote problemen de lagune. Het is hier weer prachtig mooi en binnen deze lagune gaan we aan land. Wade gaat voor ons een lunch bereiden. Ik kijk bij het verlaten van de kajak snel in de waterdichte tas die bovenop de kajak bevestigt is om te zien of onze digitale apparatuur nog droog is.

Gelukkig, alles is nog kurkdroog! In de kajaks zitten nog drie compartimenten die je, indien je ze goed afsluit, ook kurkdroog kunt houden. We halen er wat warme kleren uit en hangen de natte 'hulpstukken' te drogen in de koude wind.

Onze gids maakt in no-time een heerlijke lunch van de in de kajaks meegebrachte spullen. Als we ons allemaal tegoed gedaan hebben aan de lunch met stukjes biefstuk trachten we de natte kleding weer aan te trekken. Het is allerminst warm, het waait flink en dus is de kajakkleding niet erg veel droger dan het moment dat we het ophingen.

Tijdens het instappen moet er een sandfly (zandvliegje) in de kajak gevlogen zijn. Net als ik met veel moeite mijn zitplaats waterdicht heb afgesloten bijt het beestje in m'n been. Vergis je niet: sandflies zijn net zo groot als de vliegjes die wij in Nederland aan het einde van het voorjaar op de fiets in de ogen krijgen of plotsklaps inslikken. Je verwacht niet van die opdondertjes dat ze het bloed uit je lichaam weten te krijgen.

Zodra je van één van de beestjes een beet voelt en het ongedierte doodslaat, blijft er een bloedend plekje over. Mensenbloed in dit geval, geen zandvliegjesbloed. Daar de vliegjes meestal met tienduizenden tegelijk aanwezig zijn, is het soms net of iedereen aan het drummen is op armen, benen en hoofd. Volgens onze gids komen sandflies vooral voor op de mooiste plekken op Aarde, zodat je zelfs daar wat te klagen hebt.

De stukken oceaan die we nu afleggen, gaan nog over veel ruiger water dan voor de middagmaaltijd. De golven zijn nu zo hoog dat de kajaks elkaar regelmatig uit het oog verliezen, omdat ze achter een golf verdwijnen.

We hebben allemaal de tips van Wade goed in ons opgenomen en er is geeneen kajak die omslaat. Wel krijgen we soms flinke golven van voren die vol over ons heen klappen als we de golven 'binnenvaren' met de punt van de kajak. Als Astrid haar drooghoudrokje losschiet en ze die vast probeert te maken, wordt ze misselijk; zeeziek zelfs. Ze kan bij het vastmaken haar ogen even niet op het vaste land of de horizon focussen, wat doorgaans misselijkheid tegengaat.

Als alles weer op z'n plaats zit peddelen we dapper door de hoger wordende golven, maar Astrid wordt steeds groener. Het water wordt langzaam aan wel erg wild en Wade besluit dat we het laatste stukje kajakken over moeten slaan. We gaan onmiddellijk richting het dichtstbijzijnde strand nabij het eilandje Tonga.

Ons eindpunt is een goudgeel strand in een prachtige baai. Het lukt het zonnetje om heel even door te breken en het eventjes lijkt het strand met bladgoud bedekt. Dit is de plaats waar je aan wilt spoelen als je schipbreuk lijdt… al denkt Astrid daar nu even heel anders over. Eenmaal aan land doen we droge, warme kleren aan en we verwonderen ons eigenlijk om het feit dat het al afgelopen is.

Eén van de Oostenrijkse dames heeft het veel drukker met het waterdichte compartiment in haar kajak die ze niet goed afgesloten had. Haar kleding is doorweekt. We hebben het idee een heel klein stuk gekajakt te hebben, maar onze licht opgeblazen armen bewijzen het tegendeel.

Pas bij het terugvaren in een watertaxi zien we zelf pas goed dat we een flink stuk hebben afgelegd wat ons een gevoel van overwinnaars oplevert. We hebben een andere watertaxi-'chauffeur' dan op de heenreis en deze zeebonk (inclusief zoutwaterkloofkuiten) doet zijn toeristische plicht door ons wederom langs de gespletenappel- rots te varen. Bij het vertellen van de bijbehorende Maori legendes kijken we op advies van Wade allemaal vol bewondering.

Twee andere leden van Kiwi Kayaks zijn ook in de watertaxi gekomen. Ze hebben een enorme schelp van bijna dertig centimeter opgedoken. Het is een hoornvormige schelp die wij doorgaans voor veel geld in een tuincentrum kunnen kopen, al zijn dat waarschijnlijk nagemaakte schelpen. Het verhaal dat je er op kunt trompetteren blijkt niet gelogen; met een grote hap lucht en door de harde teug lucht in de schelp te blazen als op een trompet, klinkt er een soort behoorlijk harde misthoorn.

Eén van de twee heren is een heuse ouwehoer en lult de oren van onze koppen. Hij verwondert zich dat we slechts een vakantie van een maand hebben… Vanaf het aan land komen uit de watertaxi is het nog slechts een kwestie van nog even met het busje terug naar de camping en er zit weer een mooie dag op. Bij het vertrek met het oude busje blijkt de claxon vast te zitten waardoor we continu toeterend over de weg gaan.

Alle voorbijgangers zwaaien alsof het de normaalste zaak van de wereld is. De enige manier om het claxonneren te stoppen is de juiste zekering uit de bus te halen. Normaal geen probleem, alleen zijn in dit busje de bijschriften bij de plusminus dertig zekeringen in het Japans.

Opeens blijken de Japanse meisjes in de bus, die een andere tocht hebben gedaan, erg van dienst te zijn. Eén van de grietjes zoek de zekering met 'Horn' (claxon) op in het Japans en we kunnen zonder toeteren de reis voortzetten. We zijn bekaf als we bij de camper aankomen en nemen dan ook een goed hete douche. Ook wassen we meteen de opgedroogde zoutvlekken uit de kleren. We zullen morgen wel spierpijn hebben…. Wat een dag!

Queen Charlotte Drive

Het is vandaag dinsdag 19 oktober en gisteravond lagen we weer eens vroeg in bed. Een uurtje of negen. Dat lijkt erg vroeg, maar dat is logisch te verklaren als je bedenkt wat we hier allemaal ondernemen. Eigenlijk is deze vakantie één grote excursie! Voordat we gingen slapen, hadden we heerlijk gedoucht en broodjes hamburger gemaakt. We doen dat meestal: simpel eten in de avond.

's Avonds hebben we doorgaans niet zoveel zin om uitgebreid te gaan koken en uit eten is meestal niet te doen daar de plaatsjes hier vaak klein zijn en het toeristische seizoen nog in de kinderschoenen staat. Daarbij zouden we waarschijnlijk met onze neuzen in het voorgerecht belanden als we in slaap sukkelen na een mooie, enerverende, maar vermoeiende dag.

We eten dus meestal ook 'tussen de middag' iets in een eettentje. Vaak iets met sla, heel gezond… of muffins, minder gezond. Vandaag zal het allemaal wel mee gaan vallen met de intensiteit van de dag.

We zijn al om 7:15 uur wakker en het is koud. Koud? Dan zal het wel mooi weer worden vandaag! We draaien ons nog even om en om 8:00 uur gaat het reiswekkertje. Zonder al teveel moeite staan we op. De spierpijn valt thans nog erg mee. Zouden we gisteren niet goed genoeg ons best gedaan hebben? De buren in de camper naast ons doen vandaag wel erg overdreven hun best.

Net als in de geschiedenis waren deze Duitsers bij het krieken van de dag de buren al aan het wakker schudden. Met groots kabaal werd er met camperdeuren gesmeten alsof het een lieve lust was. We ontbijten rustig aan (mmm, hamburgerbroodjes met hazelnootpasta!) en vertrekken richting Picton; onze laatste stop op het Zuid-eiland.

Om bij de veerbootplaats aan te komen, moeten we eerst nog een eind terug over dezelfde route als op de heenweg. Onderweg zien we die ene auto weer in de afgrond naast de weg liggen. Er zijn ook veel wegwerkzaamheden hier dus gaan we er wederom vanuit dat de auto er al een tijdje ligt. Iemand moet die auto toch al eens gezien hebben?

Het is prachtig weer en voor we er erg in hebben komen we bij het begin van de Queen Charlotte Drive aan; een smalle en erg bochtige weg welke ons door de westelijke kant van de Marlborough Sounds leidt. We konden ook wel via de snelweg naar Picton, maar deze route schijnt een stuk mooier te zijn. De Marlborough Sounds zijn een grote groep valleien die ondergelopen zijn met zeewater na de laatste ijstijd.

De valleien zijn lang geleden daarvoor ontstaan door aardverschuivingen en wisselende hoogtes van het zeeniveau. De in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Milford Sound welke door een gletsjer is uitgesneden. Dit is dan ook eigenlijk een Fjord en geen 'Sound' zoals de Marlborough Sounds dat wel zijn. De route naar Picton is erg mooi en ook erg bochtig. Het enige rechte stuk van betekenis is ongeveer twee kilometer lang en dat op een parcours van ongeveer 140 kilometer lengte.

De Queen Charlotte Drive eindigt bij het lookout-point van Picton. We zien de veerboot die ons morgenochtend naar het Noord-eiland gaat brengen en bekijken het geheel vanaf het uitkijkpunt, zittende in de zon. Als we genoeg genoten hebben van het uitzicht en de zon rijden we het plaatsje binnen en parkeren de camper ergens langs de weg in de buurt van een plaatselijke supermarkt om deze vervolgens helemaal leeg te kopen.

Onze kastjes met voedselvoorraden en vaak allerhande lekkernijen is al aardig leeg aan het raken. Hamsteren dus! Ook nuttigen we een kleine lunch (met sla!) en eenmaal terug in de auto de extra lunch of het toetje. Voor Astrid dit keer twee kaasbroodjes en ik eet de zoveelste muffin. Een grote vol chocoladestukjes dit keer met bananensmaak. We rijden verder door naar de Top 10 camping welke de duurste tot op heden blijkt te zijn.

De 28 dollars zijn dan ook wel goed voor de netste douches en toiletten tot op heden. De zon doet nog steeds goed zijn best dus lezen we aan de picknicktafel naast onze camper nog wat informatie over het Noord-eiland en de 'ferry'. Thuis hebben we van veel mensen gehoord dat de veerboten tussen het Noord- en Zuideiland berucht zijn wat zeeziekte betreft.

De één na de andere passagier schijnt groen en geel het schip onder te kotsen door de wilde oversteek. Het is vandaag erg rustig en mooi weer geweest en we hopen er dus op dat de oceaan het wat rustig aan doet morgen. Astrid heeft immers al vaak genoeg groen en grauw gezien deze vakantie.

Dag Zuid-eiland!

Wat is het spijtig dat we vandaag afscheid gaan nemen van het Zuid-eiland van Nieuw- Zeeland. Het klinkt misschien wat sentimenteel, maar de bijzonder gevarieerde en ongerepte natuur, (nog) niet doordrongen van toerisme, hebben we inmiddels in onze harten gesloten. Waar we wel gelukkig afscheid van gaan nemen is de groep kinderen die met begeleiding op 'onze' camping verbleef.

De belhamels zaten in zogenaamde cabins die erg dicht bij onze camper stonden. Op zich geen probleem, maar wel als ze 's nachts rustig, nouja, onrustig dus, door gaan met lawaai maken. Zelf was ik vroeger waarschijnlijk geen haar beter, maar nu was het toch een kleine domper op de nacht die eindigde met een stevige onweersklap en zo niet een nog stevigere regen- en hagelbui.

Voordat we gisteren onder de klamme lappen doken, zijn we eerst de haven van Picton wezen verkennen om vandaag niet tegen verrassingen aan te lopen. De grootste verrassing kwam echter vanmorgen toen de geluidruchtige kinderen om een uur of half zes de keuken en Tv-room ontdekten, net achter onze camper.

Het geluid van stampende voeten en Tvgeluiden klonken flink door. Maar genoeg over de kinderen, die overigens om half acht plotsklaps van de aardbodem verdwenen leken; we moeten op de boot…. Een grote boot, want bij het inchecken zien we dat we in de rij staan voor de grootste veerboot: "The Aratere". Dat is mooi, want dat is precies de Interislander Ferry die we gisteren vanaf het lookout-point op de film en foto gezet hebben.

Tijdens het wachten op het aanmeren van de veerboot hebben we een lichte vorm van 'de zenuwen'. Dat uit zich in flauwe grapjes, melige opmerkingen en een snelle afname van onze gigantische voorraad pepermuntjes. Waren we vanmorgen nog veel te vroeg met inchecken en daardoor haantje de voorste van alle twaalf wachtrijen; we mogen pas als één van de laatste auto's richting de ferry rijden om het schip uiteindelijk in te rijden.

Alle wagens worden economisch dicht bij elkaar gezet, waarna het uitstappen en je een weg naar het passagiersdek banen nog een hele acrobatische onderneming is. Graag willen we het hele schip even bekijken en dus lopen we de eerste drie kwartier over alle binnen- en buitendekken te dolen. Van beneden naar boven, weer naar beneden, even naar buiten en weer naar binnen, weer naar boven, even naar het achter- en weer terug naar het voordek.

Uiteindelijk belanden we in twee comfortabele vliegtuigstoelen en sukkelen we allebei in slaap als de oceaan juist een stuk wilder aan het worden is. Gelukkig is het na de onweersbui van vanmorgen toch nog mooi weer geworden en blijft het water relatief rustig. Een oudere man houdt zich bij een naburig raampje op. Hij kijkt continu naar buiten en blijft angstvallig stil als medepassagiers tegen hem beginnen te praten.

Astrid slaapt inmiddels naast me in haar vliegtuigstoel. Ze is allerminst groen en ze ruikt net als ik bijzonder fris naar pepermuntjes.

Nieuw-Zeeland, het Noord-eiland

Als we wakker worden is het nog maar drie kwartier naar de hoofdstad Wellington die we vanaf de boeg kunnen zien liggen. Na het aanmeren is het schip in een recordtijd leeg en rijden we onmiddellijk de verkeerde kant op, maar dat zijn we inmiddels wel gewend. Je merkt hier al snel de andere vorm van drukte dan op het Zuid-eiland en het duurt dan ook wat langer voordat we gekeerd hebben. Via een kleine omweg parkeren we langs de weg voor acht dollar middenin het centrum van de hoofdstad.

Onderweg naar 'the Cable Car', een ouderwets trammetje dat ons naar een hoger gelegen gedeelte van de stad zal gaan voeren, merken we al snel dat we in een echte stad zitten. Mannen in pakken, fastfoodketens, veel- heel veel auto's en overal: druk, druk, druk! Dat zijn we niet meer gewend. Bij de rode tram aangekomen, kopen we twee enkeltjes naar boven.

Ondanks dat de wagon nieuwer is dan de originele 'Cable Car' en tegenwoordig op elektrische energie gaat (vroeger ook wel, maar toen werd de tram met een kabelsysteem omhoog getrokken), straalt het geheel een stukje verleden en daarmee nostalgie uit.

Tezamen met ons gaan er ook een aantal Nieuw-Zeelanders met ons mee naar boven. Getooid met twee camera's en een 'Lonely Planet' zijn we in hun ogen waarschijnlijk het ultieme toeristenduo. Het korte ritje eindigt boven bij een uitkijkpunt over de stad en hier is ook de ingang naar de botanische tuin van Wellington. De stadse drukte zijn we absoluut niet meer gewend en dus lijkt de botanische tuin ons het rustigste stukje hoofdstad dat we kunnen bezichtigen.

Tijdens onze wandeling door de botanische tuin valt al snel op dat de tuin niet veel meer is dan een simpel park. Eigenlijk zijn het vooral de eikenbomen die hier goed groeien en onze aandacht trekken. Ze deden ons qua uiterlijk erg denken aan de geïmporteerde Hollandse eikenbomen in Zuid-Afrika, waar we in 2003 waren.

Als donderslag bij heldere hemel gaat de botanische tuin over in een oude begraafplaats die wel onderhouden lijkt te worden, maar waar men toch de natuur zijn vrije gang heeft laten gaan. De grafstenen laten overlijdensdata zien van 1820 tot ongeveer 1920. Hier en daar staat een vernieuwde of een totaal nieuwe steen uit de jaren '90. Er straalt absoluut geen lugubere sfeer van de begraafplaats af; eerder iets mystieks. Veel graven zijn al één geworden met de natuur.

Nette paden en keurige bordjes leiden ons langs de diverse gedeeltes van de begraafplaats die in tweeën gesneden wordt door een drie baans snelweg en omgeven is door spiegelende kantoorpanden. Als we aandachtig enkele oude graven bekijken, worden we gepasseerd door diverse trimmers en kantoorlieden in pakken met een boterhammetje in de hand… alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Via de begraafplaats en wat kleine omzwervingen in de stad komen we met een thuiskomstgevoel bij onze vertrouwde camper uit. We verruilen de drukke stad voor het rustige binnenland. Het Noord-eiland lijkt een stuk drukker dan het eiland waar we tot op heden op hebben vertoefd. Dat zie je niet alleen aan de hoeveelheid verkeer, maar ook aan de omgeving op het platte land. 'Opeens' is alles netjes afgebakend en 'van iemand'.

Even lijkt het alsof we thuis zijn als we in de buurt van het plaatsje Palmerston North aankomen; onze eindbestemming van deze dag. We zien keurig omhekte eilanden, vlak land zover we kijken kunnen, schapen, koeien en zelfs een dijk herinneren ons aan Nederland… tot daar een paar enorme palmbomen langs de weg opdoemen.

Pluimpjes stoom en vulkanisme, of niet?

De erg donkere en rustige camping in Palmerston North heeft ons een erg goede nachtrust bezorgt. We verlaten de camping op tijd om een flinke afstand van ongeveer 320 kilomter af te gaan leggen naar de plaats Taupo. Voor we vertrekken moet er uiteraard eerst lekker ontbeten worden in de camper; een lekker gekookt eitje voor ons allebei!

Aangezien we zoveel mogelijk alternatieve routes willen nemen in plaats van de drukkere snelwegen, gaan we vandaag flink omrijden via Napier, helemaal aan de oostkust. Halverwege de rit naar Napier gaan we een andere snelweg op, de 50, die ons naar dezelfde eindbestemming moet leiden. Het landschap lijkt hier opeens een metamorfose te ondergaan…

De rit naar Napier is dan ook erg mooi. De omgeving lijkt dan ook veel op het zuiden van het andere eiland. Groene heuvels vol schaapjes zover je kijken kunt en dat allemaal onder de volle zon. Voordat we de 50 op gingen was dat wel anders. Al rijdende langs een riviertje in een diepe bergspleet zien we op vijf plekken dat er wegwerkers druk doende zijn om stukken weg te repareren die kort daarvoor volledig weggespoeld of verzakt waren.

De weg bestaat op die plekken soms nog maar uit één baan en is gemarkeerd met duidelijke 'washout' borden. 'Washout'… het duurt een hele tijd voordat ik door heb dat dit in gedachten een 'wash-out' moet zijn, tot hilariteit van Astrid die links naast me in de camper niet meer bijkomt van het lachen. Ik lach uiteraard van harte mee, maar moet me na dit indrukwekkende schouwspel ook concentreren op de weg die ons nu door een waar hobbitland van bergen, heuvels en veel bochten leidt.

In Napier aangekomen, nuttigen we een kleine en vroege (11:30 uur) lunch. Ook belt Astrid even met het bedrijfje dat de camper en overtocht voor ons geregeld heeft. We willen ze vanmiddag in Taupo het aan hun verschuldigde geld voor de veerboot overhandigen. Daar het gewoon (ex-)Nederlanders zijn, kan Astrid door de telefoon gewoon Nederlands praten en dat is wel zo prettig. Ik merk zelf steeds dat ik een soort van dichtklap als ik er iets Engels uit moet gooien. Francis van "The Greenpoint LTD" adviseert ons nog een camping in Taupo en ze verwacht ons om ongeveer 16:30 plaatselijke tijd.

Vanaf nu nemen we een 'scenic route' naar Taupo. Eigenlijk is dit de enige verbinding tussen Napier met Taupo, maar voor dit stuk zijn we speciaal omgereden. De route wordt aangegeven met rode bordjes met daarop de afbeelding van een wolkje stoom dat uit de grond komt. Kortom: deze route verschaft ons toegang tot de vulkanische omgeving van Taupo en omstreken. Zoals beloofd is ook deze rit weer erg mooi; reden we vanmorgen nog tussen groene heuvels en kilometers wijngaarden, nu zijn het weer alleen groene heuvels; zei het een maatje hoger en steiler.

De groene velden zijn dan ook continu onderhevig aan grondverzakkingen, maar de schapen die er rustig staan te grazen, lijken er allerminst moeite mee te hebben. Langzaam aan zien we de flinke heuvels in bergen veranderen met die typische Nieuw-Zeelandse vegetatie die op zijn beurt weer beetje bij beetje minder groen, zelfs grauwer wordt. Weer een tiental kilometers verder is er niet veel meer dan laag groeiende struikgewas. Hier bekijken we en passent nog een prachtige waterval, waarna we onze tocht vervolgen.

Zo veel als het landschap hier wijzigt, zo weinig stoompluimpjes die uit de aardkorst op moeten stijgen, komen we tegen. Onze hoop op zwavelpluimen vergaat als het landschap verandert in een relatief plat gebied waar voornamelijk boomteelt plaatsvindt voor de houtindustrie. Op de weg komen we dan ook om de haverklap enorme en traag rijdende vrachtwagens tegen die volgeladen zijn met gigantische boomstammen.

Als we de eerste buitenwijk van Taupo binnenrijden, schieten we langs een groot en mooi uitziend hotel. Er staat ook een bordje motorcamp en zodra we er ruimschoots voorbij zijn, komt Astrid tot de conclusie dat het de door Francis aanbevolen camping betreft met 'hot pools'. Het ergens voorbij rijden, zijn we inmiddels zo gewoon gaan vinden dat we zonder problemen de eerste straat links inschieten en dan weer de eerste rechts gaan om daar even te keren. Even terugrijden en voila: "The Brett's thermal resort".

Om meteen maar Hollands te beginnen.. het ziet er hier duur uit, maar dat komt vooral door het ernaast gelegen luxe uitziende hotel. Bij de receptie blijkt dat we slechts 11 dollar per persoon per nacht betalen. Van de kuurbadfaciliteiten mogen we dan voor de helft van de prijs gebruik maken en daar hebben we met het oog op de geplande excursie eerlijk gezegd wel oren naar. We boeken namelijk via dezelfde receptie een wandeltocht van 17 kilometer waar we het mooiste en meest actieve, vulkanische gedeelte van het gebied gaan verkennen: de "Tongariro Crossing". Gelukkig worden we ook deze keer weer netjes bij de receptie van de camping opgehaald en teruggebracht. De wekker staat om 5:30 uur…

Geen Tongariro Crossing, wel Rotorua

De wekker staat om half zes dus de wekker gaat om half zes! Mooi op tijd! Binnen korte tijd zijn we opgefrist en zit het ontbijt voor de nodige energie vandaag, in de maag. We hebben vandaag zeventien kilometer lopen voor de boeg dus die energie kunnen we goed gebruiken. Vijf tot tien minuten vóór tijd staan we op de afgesproken plaats te wachten. Tien minuten later is er echter nog geen bus. Een half uur later: nog steeds geen bus! De enige afleiding die we krijgen tijdens het wachten is de receptiekat die dolgraag naar binnen wil.

Het duurt nog een hele tijd voordat de receptie open gaat dus slijt de kat z'n tijd op Astrid haar schoot. Ik bel voor de zekerheid maar even naar het gratis nummer van de Tongariro Expedition, maar daar neemt het antwoordapparaat op. Tien minuten later neemt er gelukkig wel iemand van vlees en bloed op en ik vertel met een lichte vorm van woede ons relaas. Volgens de man aan de andere kant van de lijn is de bus allang langs geweest en heeft hij bij onze camping twee mensen opgepikt in plaats van de vier personen die hier opgehaald moesten worden.

Aangezien we ruimschoots op tijd op de juiste plek stonden, probeer ik op mijn beste Mavo-Engels boos over te komen en toch netjes te blijven, maar veel verder dan wat "ge-uh" en "that's not so good", kom ik niet. De man begrijpt niet waarom het mis is gegaan en we komen overeen dat hij ons voor morgen opschrijft. Omdat ik geen loser wil lijken die alles op alles zet om toch mee te kunnen, zeg ik dat we nog niet zeker zijn wat we nu vandaag en morgen willen gaan doen. We spreken dan ook af dat ik voor de middag even een belletje geef.

Het is alweer zeven uur geweest en we besluiten om morgen en vandaag dan maar om te draaien. Morgen gaan we dus de Tongariro Crossing lopen en vandaag gaan we dan richting Rotorua om hier tegen de avond terug te keren. Het extra ritje van 90 kilometer nemen we maar voor lief. De telefonische bevestiging doen we dan aldaar. De weg naar Rotorua is een gemakkelijke en ongeveer 20 kilometer voor het plaatsje komen we aan bij Wai-O-Tapu. Dit 'park' noemt men hier het "Thermal Wonderland" en staat bekent om de "champagnepool" en de "Lady Knok geiser".

Om acht uur rijden we het terrein al op, maar het park is nog gesloten. Als we iets doorrijden, komen we bij een grote 'mudpool', oftewel een modderpoel. Het verschil met de doorsnee modderplas is dat deze kookt en dat is leuker dan dat het klinkt. Het visuele en hoorbare schouwspel is bijzonder leuk en de combinatie van stoom en de laag staande ochtendzon zelfs idyllisch.

Als een oneindige serie scheten zien en horen we de grijze kleiachtige massa koken. Cirkels vormen zich in de blubber als er gas omhoog komt uit de aardkorst. De hoeveelheid damp die ontstaat is enorm. Als we onze neuzen door de ochtendkou eens flink moeten ophalen, blijkt dat de damp uit veel meer bestaat dan watermoleculen alleen.

Ik heb altijd al van kinds af aan geweten dat blubber en klei erg inspirerend kunnen werken, want ik moet hoognodig naar het toilet voor een grote boodschap! Misschien dat de lucht van rotte eieren daar ook aan bijgedragen heeft. Het park is bijna open dus lopen we, ik met samengeknepen billen, rustig vanaf de parkeerplaats naar de ingang. Je kunt vanaf een hoger gelegen plek het park goed overzien en dat is een indrukwekkend gezicht.

Bij de ingang aangekomen, blijkt het park nog dicht en aangezien het nog steeds behoorlijk fris is, hobbel ik nog even terug naar de camper om onze jassen te halen. Inmiddels hebben ook andere toeristen het park gevonden, maar echt druk lijkt het voorlopig nog niet te worden. We hebben zelfs nog geen Japanners gezien deze morgen. Misschien houden die niet van rotte eieren?

We zijn nog steeds een beetje 'pissed' over vanmorgen, maar al het natuurschoon dat we hier zien doet het ons langzaam vergeten. Alhoewel, natuurschoon? Het is natuurgeweld wat dit park gemaakt heeft tot wat het nu is: kraters, blubberpoelen en plassen water met de meest exotische kleuren. Het geheel vormt een soort bizar maanlandschap waarbij zorgvuldig geplaatste hekwerken de bezoekers een veilige doortocht garanderen.

Regelmatig zijn hekken verplaatst en paden afgesloten voor toeristen. De natuur laat zich hier niet leiden door handgemaakte barricades. De champagnepool is een rond gevormde krater vol helder water waar kleine belletjes gas in omhoog komen. Het geluid dat daarbij ontstaat klinkt net alsof je een glas champagne dicht naast je oor houdt. De rand van het wonderbaarlijke geheel is mysterieus oranje gekleurd en het water produceert dermate veel damp dat je moet wachten op de juiste windvlaag om het allemaal goed te kunnen zien.

Op het moment dat ik de champagnepool nader, staat Astrid nog een eindje terug te filmen. Als de wind opeens draait, zie ik niet meer waar ik loop en welke kant ik op moet en kan. Wijs blijf ik maar even stilstaan tot de wind weer gedraaid is. Ze hebben hier immers lage hekjes om gevaarlijke gebieden af te bakenen en dat zijn nou typisch zaken waar ik eens flink over kan struikelen. Ik heb deze vakantie eens geen zin in EHBO….

De geur in het vulkanische park doet me voornamelijk aan vroeger denken. Ik zie Kees de Groot met zo'n zwavelkruiwagen door de kassen lopen… de gele zwavelresten aan het metalen tuutje zien we hier in veel grotere hoeveelheden terug. Eén grot is van binnen helemaal lichtgeel gekleurd. De zwavelkristallen zijn dermate groot dat je ze heel goed met het blote oog kan onderscheiden. Niet dat we erg veel tijd hebben om bij de kristallen stil te staan, want het hoogtepunt schijnt hier "The Lady Knox" the zijn; een grote geiser die om 10:15 uur precies in werking treedt.

Dat wil zeggen: ze voegen 300 gram zeep toe aan de rustende geiser die daardoor als het ware opgestart wordt. Een vreemd steenachtig uitziend vulkaantje van ongeveer een halve meter hoog is het middel punt van een enorme halfronde tribune waar honderden toeristen een veilig heenkomen denken te hebben. Een soort boswachter gooit de reeds genoemde hoeveelheid zeep in het kratertje die al snel begint te schuimen alsof het hier een stukje natuur met hondsdolheid betreft.

Het boswachtertje vertelt ons ondertussen een verhaal over oppervlaktespanning, en onder- en bovendruk. De hoeveelheid schuim uit de krater verandert langzaam aan in water en de sprekende man moet zijn verhaal inkorten omdat het spektakel gaat beginnen. Binnen afzienbare tijd spuit de geiser ongeveer een meter of twaalf de lucht in en dat houdt hij nog bijzonder lang vol. Tijd voor ons om op te stappen.

We verlaten het park en continueren onze toch naar een Maoricultuur- en tegelijkertijd geothermisch park in Rotorua. Tijdens het rijden van het stuk tussen het vorige en het volgende park, zien we regelmatig waterdamp uit de grond opstijgen. Ook in de buurt van de overvolle parkeerplaats is stoom en borrelend blubber te zien. We kunnen het dus op ons gemak 'gratis' aanschouwen als we van onze parkeerplek naar de volle parkeerplaats en dus het park lopen.

Het is al snel een wandeling van vijfhonderd meter, maar het weer is prachtig dus hebben we geen klagen. Net voorbij de kokende modder, ongeveer halverwege, moet ik terug naar de campervan; we zijn weer eens iets vergeten. Astrid loopt vast door en ik kom iets later. Als ik voor de tweede keer de blubber heb gehoord en geroken en Astrid en ik de vriendelijke Maori-vrouw bij de kassa voorbij zijn, wil ik voordat we het park ingaan even de wandeltocht voor morgen telefonisch bevestigen.

Ik grijp in mijn broekzak voor de Tongariro-crossing-voucher, maar ik tref een lege zak. Nogmaals voelen; even de andere broekzak, maar nee: ik ben de voucher kwijt! Op zich geen ramp, behalve dat het gratis telefoonnummer dat we moeten bellen erop staat. Aangezien er in de camper nog een foldertje van de wandeling ligt, besluit ik nog maar eens naar ons busje te lopen. Daar staat wel geen 0800-nummer (gratis) op, maar in ieder geval wel een bereikbaar telefoonnummer, zei het betaald.

Als ik terug kom van mijn zoveelste heen en weer wandeling van het park naar de camper en terug, vat Astrid pienter op dat de telefoonkaart nog in de auto ligt! Dan het gratis nummer maar opzoeken… Het telefoonboek dat bij de telefoon hangt, kan ons niet verder helpen en op het gratis nummer dat Astrid van de inmiddels ter hulp geroepen kassajuffrouw krijgt, horen we niets anders dan een ingesprektoon. Er zit niets anders op dan nog maar eens de wandeling via de parkeerplaats en de kleine kokende blubberpoel te maken om de telefoonkaart te halen… zucht…

Astrid gaat vast naar een Maori-cultuurshow die bijna gaat beginnen. Ik heb de (Afrikaanse) ervaring dat ik altijd mee moet dansen, dus doe ik rustig aan. Na ongeveer 150 meter afgelegd te hebben, bedenk ik me dat ik de kaartjes voor de Maorishow in mijn portemonnee heb zitten. Ik zet het dus op een lopen, pak de telefoonkaart en 'vlieg' weer terug naar het park waar ik hijgend te horen krijg dat de kaartjes niet nodig zijn.

Enfin, ik ga bellen en regel de wandeltocht voor morgen. Als ik weer bij de cultuurshow arriveer, moeten we onze schoenen uit en horen we dat de entreebewijzen tevoorschijn gehaald moeten worden om goede plaatsen in het Maori-gebouw te krijgen. In de taal van de Maori worden we welkom geheten door vrouwen in hun eigen klederdracht en half ontblote mannen met bamboerokjes aan.

De Duitsers voor ons, die landjepik aan het spelen zijn terwijl ze geen gele toegangskaartjes hebben, nemen met vier fototoestellen allemaal dezelfde foto's. Op dat moment barsten de Maori uit in een uitbundig en onverstaanbaar gezang. Het klinkt niet eens heel erg slecht al zingt één van de vrouwen een tikkie vals. De dans- en spelshow die erbij opgevoerd wordt is aardig om naar te kijken.

Als de dames met touwen waaraan het uiteinde balletjes zitten, uitbundig gaan zwaaien en draaien, is er een hoorbaar licht ontzag vanuit de zaal. Applaus volgt en als de show afgelopen is, lopen we richting het geothermische gedeelte van het park. Ook hier blijkt al snel dat de stank van rotte eieren en verwante luchtjes, die vanuit een reeks grote blubberpoelen, gaten en geisers uit de aarde geperst worden, niet meer weg te denken zijn. Behalve luchtjes, wordt er hier ook veel water uit de grond geblazen.

Een klein oppervlak van het park bestaat uit een zestal geisers die er allemaal een ander 'rooster' op na houden. De ene spuit enkele keren per dag, terwijl een andere van geen ophouden weet. De dertig meter hoge "Pohutu-geiser" die tien tot tweeëntwintig keer per dag uitbarst, weigert dienst in het kwartier dat wij in de buurt op het schouwspel zitten te wachten; en eerlijk gezegd is wachten sinds vanmorgen niet meer onze hobby.

De bovenstaande foto kwam overigens pas tot stand nadat ik keurig in een Japanse rij van spleetogen heb gestaan. De Japanners nemen sinds onze aankomst in Nieuw-Zeeland, evenredig toe met het aantal door ons afgelegde kilometers deze vakantie. Na wat omzwervingen in het park komen we bij een gat waarin het water vierentwintig uur per dag volop aan het koken is. Ik maak voor de verandering maar weer eens een flauwe grap en zeg dat ik wel even eitjes en een kookwekker uit de camper ga halen… ik kan inmiddels de te lopen weg wel dromen.

Via diverse Maori-huisjes en een Maori-oorlogskano, komen we bij de uitgang van het park. De wandeling naar de camper maken we vandaag nog één keer om vervolgens naar de camping te rijden. Onderweg maken we een kleine omleiding van zes kilometer naar een vulkanische vallei, maar als we zien dat ook dit weer entree kost en 'meer van hetzelfde' is, besluiten we toch maar de rit naar Taupo te vervolgen.

Eénmaal op de camping boeken we meteen nog een dag/nacht bij. Morgen gaan we immers wel de Tongariro Crossing lopen, dus dan is het verstandig daarna nog maar een aansluitend uitrust nachtje aan vast te plakken. We maken vanavond wederom brood klaar voor de volgende middag; op een vulkaan heb je immers geen snackbar of lunchroom. Om zeker op tijd te zijn morgenochtend, zetten we de wekker om vijf uur.

Rondom 21:00 uur gaan bij ons alweer de lichtjes uit. Ik droom over de mooie wandeling van morgen en Astrid zweet zich deze nacht het apelazerus, waarschijnlijk dromende over hete bronnen en warme geisers (of zou ze zwanger zijn?). Het was al met al toch een bijzonder mooie dag!

Bijzonder sterk bakkie troost

De wekker staat om vijf uur dus de wekker gaat om vijf uur! Mooi op tijd! Binnen korte tijd zijn we opgefrist en zit het ontbijt voor de nodige energie vandaag, in de maag. We hebben vandaag zeventien kilometer lopen voor de boeg dus die energie kunnen we goed gebruiken. Een kwartier voor tijd staan we op de afgesproken plek te wachten. De lucht is een stuk grijzer dan gisteren. Dat is jammer, maar het komt niet in ons op dat de wandeltocht wel eens afgelast kan worden.

Het busje arriveert exact op tijd en komt met het verlossende woord: De Tongariro Crossing is voor vandaag afgelast door het onvoorspelbare weer op de bergen annex vulkanen. Naast deze teleurstellende mededeling krijgen we ook nog duizend maal excuses voor gisteren. Er bleken twee mensen te zijn ingestapt die geen vouchers hadden; ze zijn dus in ons plaats gegaan.

De chauffeur van gisteren is volgens de man in het busje persoonlijk door 'the boss' op staande voet ntslagen. Dat laatste nemen we met een flinke korrel zout, maar de oprechte excuses nemen we hartelijk aan. Met het drama afgelopen zomer in Spanje in het achterhoofd (doden door slecht weer in een soortgelijke wandeling), hebben we er vrede mee dat de toch niet doorgaat vandaag. Al blijft het natuurlijk hartstikke jammer.

Het is tien voor half zeven: wat gaan we doen vandaag? Eerst drinken we nog maar een koffie, maar dit keer een iets minder sterk bakkie cowboykoffie dan vanmorgen vroeg. De route van vandaag gaat richting Hot Water Beach en naar een "cathedral cove".

Dit wordt onze tweede poging om zo'n kathedraal hoge grot te bezoeken, nadat onze eerdere poging in de Catlins mislukte. Voordat we vertrekken doet As eerst een poging tot 'refund' (geld retour) aangezien we nu niet nog een nacht op deze camping gaan blijven, ondanks de uitermate lekkere douches. Het is geen 'policy' om geld terug te geven, maar ze zien het dit keer door de vingers; we hebben immers al genoeg ellende gehad deze twee dagen. Ik ontkoppel netjes de camper en we rijden eerst hetzelfde stuk als gisteren.

We zitten beiden te shaken in de auto, maar het is hier niet overdreven koud of zo… "Het zal de cafeïne wel zijn", denken we en zodra we getankt en wat belegde boterhammen van gisteravond op hebben, gaat het al een stuk beter. Ondanks het vaste voer tonen we erg veel tekenen van hyperactiviteit. Misschien moeten we ons de volgende keer gewoon aan de halve eetlepel koffiepoeder per mok houden in plaats van één of anderhalve schep… met kop erop!

Extreem sterke koffie of niet, misselijk zijn we er niet van, en dus rijden we onderweg in het plaatsje Te Puke waar we een kiwikwekerij gaan bezoeken: Kiwifruit Country. We hebben het hier niet over de Nieuw-Zeelanders die hier ook Kiwi's genoemd worden of over de bruine vogels zonder vleugels en staart; nee, we hebben het hier over de kiwi zoals wij 'm kennen: het licht harige fruit!

Om vooral duidelijk te laten blijken waar het op deze kwekerij allemaal om draait, staat er langs de weg een gigantische kiwischijf waar je via een aantal trappen bovenin kunt komen. We slaan de trapwandeling even over en gaan meteen naar binnen. Het kiwiseizoen is nog lang niet begonnen en het is dan ook bijzonder rustig op de parkeerplaats; het zal toch wel open zijn?

Na binnenkomst komen we in een enorme hal waar ze van alles verkopen dat maar met kiwi's te maken heeft. Je kunt het zo gek niet bedenken, maar alles dat kiwigroen is, naar kiwi smaakt, ruikt of voelt, verkopen ze hier. Als we een ritje over het kiwilandgoed boeken, blijkt zelfs het tourtreintje uit heuse kiwiwagons te bestaan.

Blijkbaar zijn Nederlanders dol op het groene fruit, want we zijn niet de enige uit Nederland in het treintje. Gelukkig zien we niet alleen kiwi's. Naast kiwistruiken hebben ze naast het pad ook veel andere fruitbomen geplant. We zien naast kiwi's ook bomen vol citroenen, mandarijnen, grapefruits, sinaasappels en bomen die nog vruchten moeten gaan dragen. De kiwistruiken zitten net als vele andere fruitbomen vol in de bloesem, die we uitgebreid kunnen bekijken.

Velden vol struiken zijn in de loop der jaren door middel van pergola's een soort laag dak gaan vormen. Een oudere medewerker van de kwekerij verteld ons zeer uitgebreid over het wel en wee van kiwi's kweken. Veel verder dan het typische bloemetjes en bijtjes verhaal gaat het echter niet, maar al met al is het best interessant. Na grondige uitleg komen we bij een doolhof aan in de speciaal voor kinderen aangelegde speeltuin.

Uiteraard zijn Astrid en ik de enige die zich wagen in het relatief grote doolhof. Gelukkig kan ik vals spelen door over de muren heen te kijken. We schieten nog wat experimentele foto's van allerhande fruitsoorten, bomen en varens waarna het weer hoog tijd wordt om op pad te gaan.

Zodra we de stoompluimpjesroute verlaten en nog meer noordwaarts trekken, komen we in de Coromandel Peninsula, een route om en door het Coromandel Forest Park. De weg is ook hier weer erg bochtig, maar gelukkig stellen de Nieuw-Zeelanders, die een lang weekend vrij hebben in verband met Labourday, zich dankbaar op als we er regelmatig een paar bewust laten passeren door eventjes de kant in te gaan.

Ze toeteren en zwaaien enthousiast. Het is sinds vanmorgen dan ook een stuk drukker geworden op de weg. In de ochtenduren kwamen we slechts af en toe een auto tegen; opvallend genoeg met regelmaat ook sportieve mensen op de racefiets. Wat doet de Nieuw-Zeelander nog meer in zijn vrije weekend? Als we de kajaks met de meest uiteenlopende felle kleuren op de auto's moeten geloven, voornamelijk kajakken en rondrijden in oude jaren '60 auto's.

Veel van deze oude wagens zagen we gisteren ook al op de weg tijdens onze rit naar Taupo. Net als we denken dat we nog wel een stuk bochtenwerk moeten afleveren, schieten we (voor de verandering) de afslag naar "Hot Water Beach" voorbij. Keren is voor ons al lang geen probleem meer en binnen afzienbare tijd staan we op de parkeerplaats van het beroemde strand.

Onze zwemkleding lag al de hele dag klaar in de camper, maar aangezien er niemand op het strand in z'n zwembroek rondloopt, besluiten we het bij pootjebaden te houden. De legerkisten gaan uit, de spijkerbroeken worden omgeruild voor een sneldrogende korte broeken en even later lopen we op blote voeten en de broek tot boven de knieën opgerold over het strand en in het water.

Het zeewater is koud, maar als we even verderop door een stroompje water waden, net achter de branding iets verder op het strand, voelen we dat de ondergrond flink wat graden warmer is dan het water erboven. De aardkorst is hier dusdanig dun dat de warme uit de Aarde heel gemakkelijk het zeewater kan verwarmen. Zomers kun je hier zelfs schepjes huren om een (Duitse) kuil te graven waar dan vanuit de bodem warm grondwater in stroomt.

De man met het te huren gereedschap is er nu niet en het weer is nou ook niet bepaald van het type strandweer, al doet het voorjaarszonnetje regelmatig zijn best. We hebben echter nog meer te doen vandaag dus het is verstandig om onze tocht voort te zetten.

Niet ver weg van het warm water strand is een zogenaamde "cathedral cove", waar we in supertempo naartoe rijden. Via een bochtig weggetje komen we bij een soort lookout-point van waar een smal looppad naar het veertig meter lager gelegen strand leidt. Een wegwijzer geeft aan dat het 40 minuten lopen is naar de grot, maar vijf minuten later staat er weer zo'n bordje met deze keer 45 minuten op de 'teller'…

Er klopt hier iets niet of wij zijn de verkeerde kant op gelopen. De wandeling tussen allerhande boomvarens en andere knalgroene vegetatie is pittig met stukken die omhoog gaan maar ook gedeeltes waar we flink afdalen. Na een half uur staan we lichtelijk hijgend op een strand in een redelijk druk bezochte, maar prachtige baai die geflankeerd wordt door de enorme kathedraal hoge doorgang naar een andere baai.

De grootsheid van de doorgang valt pas echt op als er mensen precies onder gaan staan. Juist als er even niemand anders in de grot loopt, maak ik een foto van Astrid middenin de doorgang. Een ultieme kans die je hier maar één keer krijgt. Aan de andere kant van de doorgang is nog een prachtige baai met de restanten van net zo'n soort grot. Deze is ingestort en er rest slechts nog een met varens begroeide brede pilaar welke door de oceaan langzaam aan verzwolgen wordt.

We filmen nog even de fantastische omgeving en schieten uiteraard ook nog wat mooie plaatjes om daarna dezelfde weg terug te lopen. De route verloopt iets anders omdat we paden nemen die niet meer in gebruik zijn. Toch zitten we binnen een ruim half uur nazwetend in de camper die gelukkig dankzij de goede handrem op de sterk hellende parkeerplaats is blijven staan.

Ondanks dat het al laat in de middag is, rijden we toch maar door naar Coromandel. Het is al snel nog een rit van zeventig kilometer over waarschijnlijk allerminst rechttoe rechtaan wegen. Op één zevende van de af te leggen afstand schieten we linksaf een weg in, op advies van een wegwijzerbord met de tekst "Coromandel via… road".

Een logische keuze, ware het niet dat we binnen zéér korte tijd op een gevreesde 'gravelroad' belanden. Deze grindwegen zijn op zich niet zo erg als je fris en fit bent, maar vermoeid met je camper door het losse grind ploeteren is geen pretje. De smalle weg met dikke lagen grind leidt ons via haarspeld- en bijna haarspeldbochten langs diepe ravijnen en de weg bevalt ons dan ook vreselijk slecht.

Er is geen langer recht stuk dan dertig meter met aan de ene kant een afbrokkelende bergwand en aan de andere kant een enorme diepte, gemarkeerd met een bijzonder oude en scheve wegmarkering, staande naast een schuine dikke laag gravel waar je liever niet met je wiel in wilt komen. Rustig aan doen dus.

Nu maar hopen dat eventuele tegenliggers datzelfde advies opvolgen. Bij veel van de bochten zie je de tegenliggers namelijk pas als ze tot op twee meter genaderd zijn. Hard op de rem trappen is er dan niet bij…. Tot drie keer toe passeren er tegenliggers op tientallen centimeters en als we een rood auto-tje op z'n zijkant naast de weg zien, leunende op een reeks boomvarens, ben ik het helemaal zat. Al snel volgt er een bordje dat aangeeft dat we de komende tien kilometer in ieder geval alleen maar bochten gaan sturen.

Opeens is er weer asfalt, maar vijftig meter verderop wordt de tot op heden voornamelijk opgaande lijn omgezet tot een afdaling met minimaal evenveel bochten…. Ook houdt het asfalt hier weer op; weer gravel. We rijden maar weer rustig aan verder en aan het einde van de weg, waar het asfalt inmiddels weer heerlijk onder de banden 'voelt', staat dat Coromandel nog maar vier kilometer ver weg is.

Het heeft ons een jaar van ons leven gekost, maar we hebben met deze pittige route toch ruim veertig kilometer afgesneden en dat geeft dan toch weer een lekker gevoel! We rijden in één keer door Coromandel heen en belanden bij een Top 10 camping aan Shelly Beach, oftewel een prachtig schelpenstrand. Astrid had in Nederland al vernomen dat ze hier in Nieuw-Zeeland pannenkoekenmix in fles verkopen.

Je hoeft dan slechts water toe te voegen en shaken maar. Een paar dagen geleden hebben we al zo'n fles pannenkoekenmix gekocht en we willen vanavond graag pannenkoeken eten. Met grote vrees bekijk ik onze koekenpan die naar mijn mening niet voor pannenkoekenbakken geschikt is. Het ding is oud en zit vol krassen, iets wat ik meteen merk bij het bakken van de eerste pannenkoek.

Het baksel zit onmiddellijk muurvast en is met geen mogelijkheid om te draaien. De fles belandt al snel in de prullenbak. Jammer, want nu zijn we aangewezen op onze noodrantsoenen: magnetronmaaltijden. Nog maar en paar dagen vakantie in dit prachtig mooie land: tijd om de laatste dagen tot aan het vertrek goed in te plannen zodat we niet tegen verrassingen aan lopen.

Naar Waitomo

Vannacht regende het niet zo heel hard, maar de dikke druppels die van de boom boven onze camper vielen, klonken op het autodak werkelijk als kiezelstenen. Vervelend als je net even wakker bent, maar gelukkig konden we beiden de slaap uiteindelijk weer vatten. Zodra om half negen de wekker gaat staan we maar met moeite op. De vroege tijden van de afgelopen dagen beginnen toch hun tol te eisen. Het liefst zouden nu dus even uitslapen tot een uur of twaalf, maar we moeten om tien uur van de camping af zijn.

Daarbij moeten we voor die tijd nog even heerlijk ontbijten (ja, weer geroosterd brood) en daarna de afvalwatertank van de camper legen. We hebben al twee keer gehad dat het afwaswater door alle bergen en dalen via de camperdouche omhoog was gekomen; iets wat een niet echt lekkere geur opleverde. Weer op de weg, zetten we koers naar de Waitomo Caves.

Het is nog een heel eind rijden naar de stad en het eerste uur toeren we dan ook nog over de Coromandel Peninsula wat weer het professionele bochtenwerk oplevert. In Hamilton shoppen we in de Nieuw-Zeelandse Aldi die qua omvang meer van de Makro weg heeft. Overal om ons heen staan tientallen meters lengte en huizenhoog opgestapelde boodschappen.

Zoveel hebben we gelukkig niet nodig. We wandelen ook nog even door het centrum van de stad waar onze zoektocht naar een bak koffie eindigt met de aankoop van twee hoorntjes yoghurtijs. Hamilton is de vierde stad van dit land, maar toch is de stad goed te voet verkennen. Vanaf hier is het gelukkig maar een hortje naar Cambridge. Deze plaats ligt middenin het renpaardengebied van Nieuw-Zeeland en dat blijkt wel als tijdens het rijden in de stad de ene na de andere paardentrailer ons passeert in tegenovergestelde richting.

We willen in Cambridge "Horse Magic" met een bezoek vereren, maar het prachtig uitziende renpaardencomplex is helaas gesloten. Pas enkele dagen na onze vakantie is er weer een show dus zetten we nu maar onze rit naar Waitomo voort. Het plaatsje waar de beroemde Waitomo Caves zich bevinden, blijkt bij aankomst bij de plaatselijke Top 10 camping over nog veel meer grotten te beschikken.

Volgens de vrouw achter de receptie kunnen we beter een alternatief bezoeken om glowworms te zien. Zelf zien we meer in 'black water rafting', waar je in een wetsuit, gumboots (rubberen laarzen) en een rubberen band door grotten vaart en glijdt. Ook hier krijg je genoeg gloeiwormen te zien en daarbij hebben we die beestjes en hun lichtgevende vermogen al mogen aanschouwen in Te Anau.

We slaan meteen maar spijkers met koppen en boeken de grottentrip en worden morgen om 9:45 uur tegenover de camping verwacht. Niet zo heel erg vroeg dus en voor het gemak worden we weer eens opgehaald in een busje. Wat dat betreft weet men hier maar al toe goed hoe je het de toeristen moet behagen en dus hoe je excursies en trips moet verkopen. Oude busjes schijnen ze hier genoeg te hebben dus daar zal het niet aan liggen.

Er bevindt zich in de buurt van onze standplaats een 'dumpstation'. Het is niet veel meer dan een pijp in de grond met een dop erop waar het chemisch toilet in geleegd kan worden. Astrid heeft de onze een enkele keer -in nood- gebruikt en ik vind het tijd om het ding te legen. Nu maar hopen dat we het toiletje niet nog meer nodig hebben.

Een toilet legen en schoonmaken is niet echt een klus voor op een nationale feestdag, maar wat blijkt: het is morgen pas Labourday. As en ik zijn de hele vakantie al aan het goochelen met datums en dagen sinds we geland zijn. We zouden zweren dat het vandaag de dag van de arbeid is, maar dat is dus morgen.

Geen wonder dat de supermarkt vandaag gewoon open is. Die is namelijk normaal zeven dagen per week open, maar volgens zeggen niet op Labourday. Ik heb nog enige moeite om de precieze datum en tijd te weten te komen. Bij de receptie is niemand, de camping zelf is half leeg en de internetcomputer van de camping toont geen tijd. Ook val ik net te laat binnen als het journaal begint in de ontmoetingsruimte en de eerste persoon die ik het een beetje beschamend durf te vragen, heeft ook geen benul van tijd.

Als ik eindelijk de datum weet, blijkt gelukkig niet dat we een dag achter lopen, maar juist een dag voor lopen. We hebben dus voor ons gevoel nog een extra dag te gaan! Reden genoeg voor een heerlijk feestmaal lijkt mij, maar…het lijkt vanavond wel of we op rantsoen zijn, want alle restjes moeten op. Zo ook de spaghetti uit blik die we de eerste dag al kochten.

Overal in Nieuw-Zeeland verkopen ze 'de lekkernij' (volgens de achterkant van het etiket) en nadat we de massa sliertjes in veel teveel saus uit de twee blikken gewerkt hebben, gaat het boeltje in de magnetron. Het geheel verwarmen blijkt voor de magnetron een hele klus, net zoals het opeten voor ons nog veel meer moeite blijkt te kosten.

Het geheel ziet er uit als een homogene klodder overleden witte wormen in glimmende oranje saus en de eerste hap is even flink wennen. Je proeft dan ook maar één ding: saus. De tweede hap gaat wel en bij de derde hap heb je meer dan genoeg gehad. Het tweede blikje bevat volgens het etiket iets nieuws: worstjes! De vorm en structuur van de worstjes verraadt dat er iets anders in zit dan slierten want qua smaak merk je nauwelijks verschil met de spaghetti en de saus.

Op het moment dat ik deze zinnen op papier zet, begint mijn broek al te knetteren… tijd voor een uitgebreid toiletbezoek en maar hopen dat er geen andere campinggasten tegelijkertijd hetzelfde idee hadden. Een lekker lange hete douche zal ook niet misstaan en daarna de snaveltjes toe. We zijn zeer benieuwd wat Labourday ons diep onder de grond te bieden heeft.

Tumu Tumu Toobing

Vandaag is het Labourday, een soort 'dag van de arbeid' en op deze maandag is heel Nieuw-Zeeland vrij. Tenminste, als je niet als gids met een groepje toeristen moet gaan "Black water rafting", ook "Tumu Tumu Toobing" genoemd. Een paar van die toeristen die de plaatselijke bevolking graag aan het werk houden zijn wij vandaag, maar niet voordat we ontbeten hebben.

Tijdens het ontbijt is het droog en de zon kan regelmatig door de gaten in de wolken heen prikken. Dat is gelukkig al veel beter weer dan gisteren! Het is maar goed dat ik gisteren het toilet geleegd heb, want vanmorgen is het bijzonder druk bij het dumpstation.

Een Duits echtpaar doet daar verwoede pogingen om hun camper, ter grootte van een kleine vrachtwagen, achteruit bij een kraan te krijgen. Een waterkraan welteverstaan, die met veel moeite en ingewikkelde aanwijzingen van het vrouwspersoon bereikt wordt. Het Duitse stel begint steeds bozer te kijken. Wij ruimen ondertussen oppervrolijk, mede dankzij dit leedvermaak, de camper wat op en vertrekken daarna richting Waitomo Adventures. Aangezien het aan de overkant van de camping is duurt de rit maarliefst twee minuten!

De waardevolle spullen gaan in een kluis en met slechts twee handdoeken en droog ondergoed stappen we tezamen met negen anderen en twee gidsen in wederom een oud busje. Het valt inmiddels meer dan normaal op dat alle oude minibusjes gebruikt worden door organisaties die allerhande excursies organiseren. De busjes scheuren door de heuvels en bergen alsof ze het dagelijks doen; en dat doen ze natuurlijk ook. Vandaag geen uitzondering, want we gaan als een groep maniakken over een gravelweg waardoor ik met lichte angst terug denk aan enkele dagen geleden.

We belanden in de groene heuvels tussen de schaapjes en rotsen. Midden op staat een keet van golfplaten welke dienst doet als 'dressingroom'. Binnen de keet ziet het er opvallend netjes uit voor een golfplaten keet en de wetsuits hangen keurig in een rij op ons te wachten. Ik kan sinds onze dolfijnenzwemtrip zeggen dat ik al eens eerder een wetsuit aangehad heb en Astrid en ik staan dan ook verdacht snel als een stel strak gespannen elastiekjes paraat.

De pakken zijn wonderbaarlijk genoeg zowel elastisch en stug tegelijk. Mijn kniebeschermers, die in het pak geïntegreerd zitten, zijn al helemaal door en ook zijn er beginnende gaten in mijn pak te bespeuren. We krijgen ook nog een wetsuitjas, wetsuitsokken en flinke witte, maar erg vieze rubberlaarzen aan. Een rood helmpje met licht maakt de outfit honderd procent compleet. We zijn er klaar voor!

De wandeltocht naar de ingang van de grot gaat door de nog altijd mooie groene heuvels. Onderweg krijgen we nog even een praatje van één der gidsen. Er was ons reeds verteld dat het water erg hoog zou staan in de grot en naar alle waarschijnlijkheid moeten we uiteindelijk terugkeren omdat we voor het laatste deel 'kieuwen' nodig hebben. Even verderop is de ingang van de grot: een metalen ladder, welke te bereiken is via een korte loopplank over een kleine diepte, gaat verticaal tussen een nauwe opening in de rotsen door, de Aarde in.

Onderaan de ladder aangekomen sta ik middenin snelstromend water, waar vanuit de groene weide boven niets te merken was. Ik ben na de gids als eerste beneden en moet doorlopen tot ik een gele paal tegenkom. Het is hier aardedonker op het licht van mijn helm na. Als ik bij de paal die de waterhoogte aangeeft ben aangekomen, volgt de rest snel.

Het stukje van ongeveer twintig meter tot aan de paal was een makkie; tenminste als je lopen over losse stenen terwijl je flink moet bukken, gemakkelijk wilt noemen. Iedereen zijn laarzen zitten na ongeveer vijf meter lopen al vol met water. De waterstand is inderdaad hoog en de grijnzende gidsen Corin en Michael vertellen vol trots dat we het nodige klim-, klauter- en zwemwerk voor de boeg hebben.

Het water is ongeveer tien graden Celsius en dat schijnt relatief warm te zijn. Dit komt, net als de hoge waterstand, door al het verse regenwater dat gisteren gevallen is. Het volgende stuk kan ik volgens Corin op handen en knieën doen, maar al snel ga ik voor de 'slangenmens-methode' en laat ik me door een ietwat nauwe opening heen glijden. Astrid volstaat met de handen-en-knieën-techniek. Het voortbewegen door de grot is voornamelijk gebaseerd op voorzichtigheid.

Enerzijds wil je jezelf geen pijn doen door bijvoorbeeld via een misstap of uitglijder met je snoet op een vlijmscherpe rots te belanden, anderzijds wil je geen stalactiet afbreken die honderd jaar nodig heeft om één centimeter te groeien. Het is überhaupt verrassend dat we in deze oude grotten mogen vertoeven.

Het plafond van de grot is erg mooi en wordt versiert door stalactieten in allerlei kleuren en maten, maar ook glowworms die ook hier als kleine blauwe lichtjes het dak versieren. Het wel en wee van en over de gloeiwormen wordt ook hier uitgebreid uitgelegd, maar wat meer op een jolige toon. Zo gloeien glowworms 'hier' niet feller als ze honger hebben, maar als hun darmen minder vol zijn. Een legere darm veroorzaakt meer chemische reacties die voor meer licht zorgen. Feitelijk gezien kijken we dus naar een lichtgevende kont en darmen. Je moet het maar (willen) weten.

De grot voert ons op allerlei verschillende manieren diep de berg in. De ene keer sta je rechtop en de andere keer moet je jezelf met de grootste moeite door een gat heen persen. Het tot je kin in het water staan is ook meer regel dan uitzondering als is het voor Astrid dan zwemmen geblazen. Bijna alle moeilijke passages in de grot dragen een eigen naam, zoals 'de kaken' en 'het benenbreekpunt'.

Zodra er vertelt wordt dat we onze adem in moeten houden en ons lang moeten maken, wordt het even stil… We moeten allemaal even oefenen met lucht binnenhouden en krijgen een korte instructie. Ieders hartslag stijgt op dit moment tot grote hoogten. Via een nauwe opening positioneert iedereen zich één voor één in de afgesproken positie. Dat wil zeggen: benen bij elkaar en deze een gat insteken met de armen en handen op de borst.

Na een diepe hap adem worden we snel onder water geduwd en nog geen seconde later zijn we alweer aan de andere kant boven water, waar de anderen, die het 'ritueel' al ondergaan hebben, hartelijk om de proestende gezichten staan te lachen. Halverwege moet een spekje met chocolade in de vorm van een vis en warme oranje limonade nieuwe energie brengen. Hete, mierzoete limonade; dat klinkt smerig, maar smaakt best als je dertig tot veertig meter onder het aardoppervlak in het water zit.

Regelmatig stoppen we even en wordt er iets verteld. Vaak zijn dit komische onzinverhalen, maar we slikken ze als zoete koek. Zo bevindt er zich een monster in een dieper stuk water verderop welke ons niet kan zien als we onze gezichten insmeren met de sompige gele klei. We doen vrolijk met het spelletje mee.

Ook een ouder stel smeert de wangen in met gele smurrie, maar de rest heeft er blijkbaar geen zin in of ziet de lol er niet van in. Uiteindelijk gaan we het water met het bloeddorstige monster helemaal niet in. Eén der gidsen is ondertussen stiekem verder gekropen en doet monsterlijke geluiden na, al lijkt het meer op een schorre papagaai. Weer een eind verder liggen er rubberbanden op ons te wachten.

De volgende zestig meter stromen we langzaam neerwaarts, liggende in de rubberbanden. Af en toe komt er iemand met zijn of haar kont 'vast' te zitten op een scherpe rots onder water, maar verder is dit duidelijk 'the easy part' van de trip. De mooie rotsformaties lijken als maar mooier te worden en het laatste te overwinnen stuk grot bestaat voornamelijk uit opstaande smalle en gladde stukken steen, waar je gemakkelijk met je voet tussenglijdt. Daarbij zorgt het hogere waterpijl dat je de rotsen vaak helemaal niet ziet.

Het is dus letterlijk voorzichtig klauteren en vooral niet vergeten af en toe om je heen te kijken om het tienduizenden jaren oude 'kunstwerk' in je op te nemen. Als we niet verder kunnen, laten Corin en Michael zien waarom het avontuur hier stopt. De lager gelegen en ook smallere delen zijn volgelopen met water. We moeten dus terug. De terugweg is zonder de allermoeilijkste stukken en de route is daardoor weldegelijk anders dan op de heenweg.

Het valt ook vaak behoorlijk tegen op de terugweg. Het klauteren omhelst vaak erg grote stappen nemen en het bandengedeelte leggen we nu zwemmend en drijvend af, tegen de stroming in. Om het geheel wat meer spanning te geven, gaan we een extreem smal grotje in. Eén voor één mogen we erdoor. Dit vereist duidelijk de door mij inmiddels geperfectioneerde slangenmenstechniek, echter moet nu het hoofd eerst.

De meeste van onze groep zijn al door de benauwende grot heen en enkele anderen slaan de kleine ruimte maar al te graag over. Ik begin enthousiast, maar halverwege zit ik klem tussen een wand en mijn linkerhand. Een stevige krachtinspanning met rechts duwt me vijf centimeter terug zodat ik in mijn allerlangste houding het smalste stuk kan nemen.

Mijn borst past er met alle lucht uitgeblazen precies doorheen. Daarna wordt het gelukkig wat breder en hoger zodat alle uitstulpingen van de rots om me heen niet meer zo prikken en duwen. Vol trots kom ik ondersteboven uit de smalle grot en we vervolgen al snel onze wandeling terug naar de ingang.

Als we uiteindelijk de ladder opklimmen door de opening van de grot, zien we het daglicht weer. De klim naar de golfplaten keet valt tegen, zeker met soppende laarzen en vermoeide benen. Eenmaal bij de keet aangekomen gaat het uittrekken van de wetsuits en laarzen tegen de verwachting in bijzonder gemakkelijk en voor we het weten zitten we kort na de warme douche weer in het aftandse busje. Iedereen zit weer gemoedelijk bij elkaar, terwijl men net onder de voor mannen en vrouwen gescheiden douches de preutsheid zelve was.

Scheurende over gravelwegen en nauwe bochtjes zien we dat de man van het oudere stel zijn gezicht niet gewassen heeft. De vegen gele klei die hij er eerder in de grot vol trots opsmeerde om onzichtbaar te zijn voor het gigantische grottenmonster staan er nog steeds duidelijk op. We zien er de lol er wel van in en besluiten te man niets te vertellen. Zo zijn we ook wel weer!

Bij de aankomst in het dorpje zien we vijf enorme touringcars netjes achter elkaar staan. Ze staan bij de ingang van de 'officiële' Waitomo Caves. De toeristische attractie trekt al jaren lang honderden, zo niet duizenden, bezoekers per dag met als hoofddoel: glowworms. Zouden al die busladingen toeristen ook weten dat ze naar ontelbare lichtgevende wormenkontjes hebben zitten kijken?

Er zijn in de grot door Michael een aantal foto's gemaakt omdat we zelf geen fotocamera mochten meenemen. Het klauteren vereiste immers al onze aandacht, zodat camera's alleen maar ongelukken in de hand zou werken. De foto's kunnen na de trip gekocht worden, maar we moeten eerst nog even wachten. In de tussentijd eten we samen een grote pizza bij een pizzeria om de hoek. Het is welgeteld onze eerste pizza in Nieuw-Zeeland! Wat een prestatie, want thuis lusten we er wel pap van.

De man met de vieze kleigele wangen komt samen met zijn vrouw ook een pizza eten. Zijn wangen zijn inmiddels weer fris en fruitig. Ze laten trots hun foto's zien. En terecht, ze hebben voor hun leeftijd een hele prestatie geleverd. Als de pizza op is en we de plaatselijke huismussen gevoerd hebben, gaan we weer terug naar Waitomo Adventures alwaar de foto's klaar zijn.

Ik sta er weer eens met een belabberd gezicht op, maar de foto van Astrid en de duofoto in de rubberbanden zijn erg leuk. We betalen de twee leuke foto's, maar de jongedame achter de balie stopt abusievelijk ook de half uitgeslapen foto van mij er weer tussen. Hebben we toch mooi drie foto's voor de prijs van twee. Tja, we blijven Nederlanders!

Hoog tijd om verder te rijden en juist op Labourday, als heel Nieuw-Zeeland terug komt van een lang weekend weg, besluiten wij in de auto naar het drukste stuk van dit land te rijden: Auckland. Een groot deel van de rit bestaat zowaar uit 'expressways', wat er op neerkomt dat elke richting twee banen tot zijn beschikking heeft. Het valt op dat elke baan bijna propvol zit, maar toch weet men een snelheid van ongeveer tachtig tot honderd kilometer per uur aan te houden.

Baantje verwisselen of rechts inhalen is er dus niet zomaar bij voor ons. Dat is vervelend als je niet weer of je ergens links of rechtsaf moet en dus moet voorsorteren. Rustig aan is ook hier het credo en uiteindelijk komen we aan bij een Top 10 camping ten zuiden van Auckland in het plaatsje Manukau.

Daar deze camping in de buurt van het inleverpunt van United (het camperverhuurbedrijf) zit, reserveren we meteen vast een plek voor aanstaande donderdag op vrijdag, zodat we 's ochtends snel ter plekke kunnen zijn voordat we in het vliegtuig springen. Morgen willen we verder noordwaarts trekken, maar nu is het eerst tijd voor een bakkie superoploskoffie.

Juist als we liever gaan slapen (19:30 uur) nemen we een bak huismerk oploskoffie en vijf minuten later zijn we over onze dipjes heen. Heel apart, maar deze antivermoeidheidsdipkoffie' werkt echt perfect! Nu maar hopen dat we straks nog in slaap kunnen komen. Onze lichamen hebben het in ieder geval nodig, want de knie en armgewrichten hebben vandaag heel wat te verduren gehad.

Enorme bomen in het Waipoua Forest

Het is dinsdag vandaag, maar voor de Nieuw-Zeelanders is het omdat ze gisteren een vrije dag hadden, een beetje maandag. Dat het hier in en om de hoofdstad op maandag in de spits ook enorm druk is, hadden we kunnen bedenken, maar dat we ruim drie kwartier file moesten rijden om Auckland te doorkruizen, hadden we niet verwacht. Daarbij regende het ook nog eens pijpenstelen (of showers zoals ze dat hier noemen) en juist vandaag hebben wij het idee geopperd om erg oude en enorme bomen te gaan bekijken in het noorden van het Noord-eiland.

Het schiet niet echt lekker op in de file en we zijn er dus nog lang niet, al houden we er toch continu een kleine snelheid in. De linkerbaan wordt op de driebaansweg sporadisch gebruikt. De baan is dan ook bedoelt voor auto's die een afrit moeten hebben. Dat de baan gewoon continu aanwezig blijft, houd echter niet in dat al het andere verkeer de rijbaan gaan gebruiken om de file te passeren. Dit terwijl dat heel gemakkelijk is.

Nee, de inwoners van dit land blijven rustig in de rij rijden. Een heel andere mentaliteit dan in Nederland dus! Als de grootste drukte afneemt, moeten we voorsorteren om een andere snelweg te nemen. Net zo snel als het opeens aangegeven staat, rijden wij op de juiste snelweg; echter de verkeerde kant op. We rijden nu richting het centrum van Auckland en dat is niet helemaal de bedoeling. Voor de verandering moeten we maar weer eens keren.

Middenin de drukte van de stad weet ik de camper te keren om onze reis naar Waipoua Forest te continueren. Pas als we Auckland echt achter ons hebben liggen, wordt het droog; op één bui na. De ruitenwissers hebben moeite om tegen de slagregen op te boksen. Uiteindelijk is het echt droog en lijkt de zon het van de meeste bewolking te gaan winnen. Behalve dat de wolkenpartijen afnemen, wordt ook het aantal auto's om ons heen een stuk minder.

Als we nog maar af en toe een vehikel tegenkomen is de natuur erg verandert. Langzaamaan wordt het ook weer hier op dit eiland 'meer natuur en minder mensen'. Uiteraard ook hier weer de gebruikelijke koeien en schapen al zijn ze er in aantallen wel met een stuk minder dan op het Zuid-eiland. Na een redelijk lange zit met de gebruikelijke plas en eetstops, komen we bij het Waipoua Forest aan.

De Top 10 camping die we voor vanavond als slaapplaats in gedachten hadden, licht allang achter ons. Dat plan wordt dus sowieso gewijzigd. In het begin van het dichtbegroeide bos schieten we snel een gravelroad in dat ons naar een uitkijkpunt moet leiden. De uitkijktoren biedt een groots uizicht over het bos, maar feit is wel dat je eigenlijk alleen maar bomen ziet, zover je kijken kunt. Het is niet echt spectaculair te noemen dus gaan we snel weer naar de verharde weg, waar we ons eerste kiwibord tegenkomen. Het werd een keertje tijd!

Ook het information-center heeft weinig te bieden, waarna we ongeveer tien kilometer door het bos rijden over een weg die uit uitsluitend bochten bestaat. Opeens is daar een bord "Kauri Walk", precies waar we naar opzoek waren. Hier moeten in de buurt de beroemde Kauribomen staan die bekend zijn om hun leeftijd en hun bijzondere omvang. Het bos om ons heen is al bijzonder apart dus we zijn zeer benieuwd!

We lopen eerst naar "de vier gezusters", vier Kauristammen die vanaf de grond uit één basisstam komen. De boomsoort werd vroeger in de negentiende eeuw veel gekapt en daarna gebruikt voor de enorme hoeveelheid hars die de bomen produceren. Het is dan ook van dichtbij net alsof een Kauriboom gebloed heeft. Nu is dichtbij staan heel apart. Vooral bij de Kauriboom die door het leven gaat als de op twee na grootste van Nieuw-Zeeland. Dat wil zeggen: qua hoogte, want de diameter van vijf meter geldt als de grootste van het land.

Iets verderop, ongeveer vijf minuten van de weg af, staat "Tane Mahuta", wat "God van het Bos" betekent; de hoogste boom in Nieuw-Zeeland. De boom is 51 meter hoog, maar is minder imposant dan de "Te Matua Ngahere" (de vader van het bos) door zijn mindere breedte. We doen ons uiterste best om de omvang van de bomen vast te leggen op de gevoelige-digitale-plaat door er bij te poseren. Jammer genoeg kunnen we er niet tegenaan gaan staan. Hekken houden ons op enkele meters van de bomen om zo toeristen niets te laten beschadigen.

Overal staan ook bordjes dat de oppervlakkige wortels van de bosreuzen erg teer zijn en beschadiging daarvan tot de ondergang van de bomen kan leiden. De vijf tot tien meter dat we dichterbij de camera staan doet ons groter lijken, maar dat is misschien maar goed ook… anders zijn we bijna niet op de foto's te zien. Weer in de auto zijn we snel het bos uit. De weg is hier erg bochtig maar met zo'n negentig kilometer per uur goed te berijden. Dit fijne rijden doet ons besluiten de volgende Top 10 camping op te zoeken in Keri Keri. Tachtig kilometer verderop.

Langzaam aan naar Auckland

Bij het koken gisteravond, raakten we in gesprek met een Nederlands stel dat net vier weken Australië achter de rug had. Ze waren er helemaal vol van en ook het Noord-eiland van Nieuw-Zeeland vinden ze tot op heden prachtig. Ze geloofden bijna niet dat het Zuideiland nog veel mooier is.

We raakten tijdens het koken (pasta met tonijn) bijna niet uitgepraat en toen ik ze met de pan eten in de hand, buiten weer tegenkwam, moest ik het gesprek afkappen voor ons diner koud werd. We eten de heerlijke pasta lekker in de camper op en gaan lekker ons bed in.

Vanmorgen in de toiletruimte, kom ik die Nederlandse man weer tegen wat ook nu een lang gesprek tot gevolg heeft. Na het ochtendpraatje pakken we het boeltje vanmorgen weer netjes in en vertrekken we naar Pahiha. Het is slechts een ritje van veertien kilometer, omdat we gisteren zo lekker doorgereden hebben. Onderweg naar Pahiha stoppen we bij de Haruru Falls, een brede waterval, waar ook een wandelpad begint dat ons door een mangrove bos moet leiden.

Na een half uur lopen over een ongelijk, smal en erg blubberig bospad komen we eindelijk aan bij de door de Capitoolgids beloofde "boardwalk". Het lied "Under the Boardwalk" schalt voor de zoveelste keer deze vakantie uit onze kelen, al willen we er absoluut niet onder belanden.

Onder het houten vlonderpad is er niets dan blubber; het is namelijk eb. Astrid is vooral erg blij met de boardwalk, want ze heeft net continu haar lichtblauwe broek omhoog lopen houden om hem niet onder de modder te laten komen. De bomen annex struiken die hier met de onderkant in het water en blubber staan, zijn via de wortels in de modder uit gaan lopen. Van bovenaf is het dan ook net of je naar een enorm spijkerbed staat te kijken.

We horen steeds plopgeluiden die ontstaan als ondergrondse luchtbellen uit de blubbermassa ontsnappen. Best een geinig effect al valt het natuurlijk in het niet bij de producties van de mudpools in Rotorua. Als we goed rondgekeken hebben op en rond de boardwalk, gaan we via dezelfde blubberroute weer terug naar de parkeerplaats.

Tijdens de wandeltocht terug gaan we net als op de heenroute regelmatig van het pad af om aan de ergste moddermassa's te ontsnappen. Onderweg komen we een groepje 'shags' tegen, een soort aalscholvers, die drie nesten met al flinke jongen hebben en ook zien we een klein vogeltje ter grootte van een mus die trots als een pauw zijn veren voor ons uitspreidt; ook als een pauw.

De wereldberoemde kiwi's hebben we niet gezien, ondanks dat het pad door een kiwigebied heen loopt. Zoals we inmiddels maar al te goed weten, slapen kiwi's op dit tijdstip van de dag en om nu hier te gaan wachten tot het 21:00 uur is… Het is dan ook pas rond het middaguur als we onze schoenen bij de waterval ontdoen van de modder en we bij de auto een handdoek nodig hebben om zweet te deppen. IJskoud water uit de koelkast gaat er nu ook in als zoete koek!

Net als we staan te genieten van het verfrissende water, komt er een camper de parkeerplaats opgereden. Het zijn de Nederlanders van de camping die in Australië geweest waren. Ook hier praten we weer veel te lang, voor zover dat op vakantie mogelijk is; het zijn dan ook oergezellige mensen. Ze laten ons een reeks digitale foto's zien van Australië. De walvissen die ze daar gezien hebben, kwamen zelfs hun rug schuren tegen de boot. Ach, wij zijn best trots op onze potvisstaarten!

Ondanks dat het aardige mensen zijn, is afscheid nemen weer niet moeilijk.
De meeste Hollanders die we spraken in deze vakantie kwamen we meestal onderweg nog wel één of twee keer tegen. Het Engelse stel Susan en haar echtgenoot spanden echter de kroon; die kwamen we werkelijk overal en vaak "in the middle of nowhere" weer tegen. We hebben hem zelfs zover gekregen dat hij de Catlinsroute ging rijden terwijl hij dat absoluut niet zag zitten. Susan was ons dan ook erg dankbaar!

Paihia is de volgende bestemming en ligt qua afstand gezien om de hoek. Dit kustplaatsje behoort bij "The bay of Islands", een gebied dat gekenmerkt wordt door, de naam zegt het al, een hoeveelheid eilandjes net voor de kust. Ook hier is het weer erg mooi en we besluiten om even van een kleine lunch te genieten. Bij Mako's Bar & Restaurant ziet het er gezellig uit en na hoognodig van het toilet gebruik gemaakt te hebben, bestelt Astrid een 'fishburger' en ik een 'monsterburger'.

De visburger is qua grootte al een flinke maaltijd, maar de monsterburger doet zijn naam echt eer aan. De bijgeleverde portie frietjes passen nog maar net op het bord en de burger, ter hoogte van een bierblikje, wordt bijeengehouden door een stevige satéprikker. Een korte blik tussen de broodjes laten achtereenvolgens sla, tomaat, ui, rode biet, meer ui, een burger van twee centimeter dik, een plak kaas, meer sla en tomaat en een gebakken ei zien.

Ik besluit het door de Nederlandse ober bijgeleverde bestek te gebruiken, want ik zie het al gebeuren dat een hap uit het hele gevaarte, alle rode onderdelen op Astrid haar lichtblauwe en tot dan toe wonderbaarlijk schoon gebleven broek doen belanden. Astrid haar mes had ook al haar broek maar net aan gemist en de struikelende Duitse mevrouw achter mij besloot haar halve liter bier over de fotocameratas te gieten. Gelukkig maar dat de tas goed gesloten is en dus heeft de fotocamera geen schade opgelopen.

Zodra de smakelijke maaltijd moeizaam, maar voldaan, in de buik zit, zetten we koers naar Auckland. Het idee is om in het noorden van deze stad de Top 10 camping te pakken en dan morgen de stad zelf te bezoeken. De rit van ruim 190 kilometer is niet echt boeiend, maar veel rijden zijn we inmiddels wel gewend.

Een tijd later in Auckland rijden we natuurlijk weer de juiste oprit voorbij… Even keren dan meer weer en drie meter spookrijden in de drukke buitenstad om de camping op te kunnen rijden. De camping ziet er niet echt speciaal uit voor zijn vijf sterren al zijn de faciliteiten erg netjes. Het overdekte en verwarmde zwembadje verraad volgens ons de vijfde ster al gaan we er waarschijnlijk niet even wat baantjes trekken.

Prompt lopen we tijdens ons rondje wandelen op de camping een stel tegen het lijf dat we eerder al ongeveer vier keer tegenkwamen, verspreid over heel het land. Ze zitten vrijdag in hetzelfde vliegtuig als ons en de overnachting in Tokio is in hetzelfde hotel! De wereld is klein, ook aan de andere kant van de wereld. Al is het wel een eind vliegen!

Auckland

De paar keer dat we over de snelweg door Auckland reden, waren tot op heden niet over over naar huis te schrijven. De eerste keer was het superdruk en de tweede keer zagen we bijna niets door de regen in de 'maandagochtendspits'. Vandaag staat ondanks de vertragingen toch Auckland op het programma.

Een uitvoerige studie in de Lonely Planet en de Capitoolgids laat een duidelijk parkeerprobleem doorschemeren. Zeker met de 2,65 meter hoogte die onze campervan meet, zijn parkeergarages sowieso uitgesloten. Goed voorbereid rijden we vanmorgen naar het gebied ten oosten van het centrum. Tenminste, dat was de bedoeling, want na ongeveer vijf kilometer zitten we middenin het centrum van de stad na een verkeerd genomen afslag.

De drukte valt gelukkig mee en het is dan ook niet veel erger dan Amstelveen centrum op een werkdag, alleen hebben ze hier in tegenstelling tot de voorstad van Amsterdam op het moment 1,2 miljoen inwoners. Gisteren zagen we voor het eerst de Skytower die 328 meter boven het aardoppervlak uitsteekt. Vandaag willen we diezelfde toren een bezoekje gaan brengen.

Zodra we in het centrum rijden zien we, in tegenstelling wat de gidsen ons willen doen geloven, overal publieke parkeerplaatsen waar je voor zes tot negen dollar de hele dag kan parkeren. Het enige probleem is de ingang van zo'n parkeerplaats te vinden. We rijden er dan ook spontaan twee voorbij en ook de parkeerplaats waar ons oog op viel, namen we met een kleine omweg. Het oude mannetje in het met gaas versterkte hokje, belooft goed op onze auto te passen voor die acht dollar; een bedrag dat wij peanuts vinden in vergelijking met de parkeertarieven in Nederland.

We zijn inmiddels hoognodig aan koffie toe en wat is een mooiere plek om een bakkie te doen dan op 186 meter hoogte waar het 'main viewing deck' zich op de Skytower bevindt. De liften van de toren zijn in veertig seconden boven en bevatten zowel glas in de deuren als in de vloer. De begane grond wordt met een sneltreinvaart van negentien kilometer per uur kleiner, net als de gebouwen om de toren heen. Eenmaal boven is het een machtig mooi gezicht.

De glazen platen die in de vloer gemonteerd zijn, blijken 38 millimeter dik en schijnen net zo sterk te zijn als het beton waar we op staan. Toch stapt iedereen die geen kind is met enige voorzichtigheid op de ruiten, waardoor je in één keer langs je tenen 186 meter lager kijkt. Vrachtauto's zijn ineens net zo groot als je kleine teen en mensen zijn gereduceerd tot zandvliegjes. We kijken boven even rond en als we aan een muffin en twee long blacks (dubbele espresso's) zitten, schiet er opeens een skydiver voorbij die hopelijk beneden net boven de grond tot stilstand komt.

Na de coffeebreak op niveau gaan we de stad verkennen. Een wandelroute waar we voornemens aan begonnen zijn, strandt al na een halve kilometer, omdat we de weg al snel kwijt zijn. Eigenlijk is het ook veel te warm om in een heuvelachtige stad rond te wandelen. Als we gewoon de winkelstraten een beetje afstruinen, valt op dat het hier afgeladen is met Japanners, Japanse winkeltjes en Japanse eettentjes.

Veel Japanners blijken op de universiteit van Auckland te zitten, maar als je die even niet meeneemt, is het hier nog steeds stampvol spleetogen. De twee grote kruispunten middenin het centrum lijken nog voller dan vanuit de Skytower, als je er bij het oversteken midden op loopt. Bij een groen voetgangerslicht staan hier alle auto's stil en kun je overal oversteken, ook diagonaal over het kruispunt en dat is best handig!

Tegen lunchtijd laten we en broodje en een wrap naar onze eigen wensen samenstellen bij "The subway" en deze eten we in de haven op waar veel grote internationale zeilwedstrijden starten en/of finishen. Het is hier afgeladen met boten. De toerismebootjes zijn allerminst vol, maar het seizoen begint dan ook pas net. De paar toeristen die nu in Auckland vertoeven vallen qua aantal in het niet bij de hoeveelheden Japanners en zakenlui in pak.

We zijn de drukte absoluut niet meer gewend en tegen half drie zijn we de drukte van mensen al behoorlijk zat. Op naar de camper dan maar om naar onze laatste camping te vertrekken; de camping in het zuiden van Auckland, waar we drie nachten geleden ook al stonden. Zoals bijna elke keer in deze vakantie nemen we de verkeerde afslag en trakteer ik Astrid op een klein extra rondje Auckland voor we weer op de juiste snelweg zitten.

De spits is nog niet begonnen dus is het relatief rustig op de weg en in korte tijd rijden we de vertrouwde camping weer op. Net voor de camping hebben we de tank vast volgegooid met diesel en nu zijn ook de watertanks aan boord van de camper aan de beurt. We moeten de camper morgen namelijk weer vol afleveren bij United.

We zijn bijna een maand weggeweest en missen onze poezenbeesten inmiddels behoorlijk dus pappen we voor de zoveelste keer aan met een kat die op de camping rondloopt. Het duurt niet lang voordat de kat de weg naar ons huis op wielen heeft gevonden en lekker met zijn grijze en witte haren tegen Astrid haar broek komt liggen. Overal meteen plukken haar en even hebben we het idee dat we thuis zijn…

Ik maak vanavond in de publieke keuken van de camping ons laatste avondmaal en we genieten er dan ook uitermate van. Met een koude fles rosé erbij spreken we nog een keer de hele vakantie door. Vanavond is het een kwestie van koffers inpakken, camper uitruimen en daarna slapen gaan om morgenochtend vroeg het boeltje in te leveren en op het vliegtuig naar Tokio te stappen.

Tijd om naar huis te gaan!

Vandaag gaan we naar huis! Het was een fantastische vakantie, maar zoals altijd aan het einde van een vakantie, hoe mooi die ook is, heb je toch altijd wel weer zin om thuis aan te komen. Het liefst sla je de terugreis dan even over. Overslaan is er hier niet bij, we moeten nog ongeveer 22 uur vliegen en een nacht in Japan doorbrengen.

We rijden deze ochtend naar United om de camper in te leveren. Voordat we met een pendelbus naar het vliegveld worden gereden, moet de camper gecontroleerd worden op schade. Gelukkig is de camper ongeschonden uit de "strijd" van bijna 5000 kilometer gekomen en kunnen we snel met de koffers naar het vliegveld.

We vliegen eerst naar Tokio. Daar is alles weer erg onduidelijk en chaotisch. Geen bord dat je kan lezen, maar via een soort elektrische tram en conversaties met handen en voeten, blijkt dat we een bus moeten nemen naar het hotel. Buiten zien we mensen uit het vliegtuig staan en we hopen maar dat ook wij met die bus mee moeten. Zelfs bij de bus is het nog erg onduidelijk, maar de koffers worden al ingeladen en voordat we het weten, rijden we door de donkere avond naar het hotel.

In het hotel worden we in een keurige Japanse rij geloodst. De koffers worden naar de kamer gebracht en we zijn blij als we op het bed neer kunnen ploffen. Astrid heeft weinig moeite om in slaap te komen en ik besluit nog even de beruchte Japanse televisie te bekijken. Ik snap er niets van, maar het is in ieder geval hilarisch! Ook ik sluit de ogen, morgen weer een lange vlucht naar Schiphol.

We zijn weer fit als we wakker worden en na een stevig ontbijt vertrekken we weer naar het vliegveld. Het is weer even de vraag welke pendelbus we moeten hebben en of alle bagage wel onderin de bus moet, maar we zijn weer onderweg. Net voordat we het vliegveld oprijden komen Japanse douaniers de bus binnen om een paspoortcontrole uit te voeren.

Dat is even schrikken, want de paspoorten zitten in de handbagage die volgens de buschauffeur ook onderin de bus moest. Met handen en voeten weten we de douanier te overtuigen dat we doodnormale toeristen zijn en we hoeven gelukkig niet onze paspoorten onderuit de bus te halen.

Niet veel later staan we in een hal van het vliegveld waar we handige monitoren met vluchtinformatie verwachtten. Maar nee, niet in Japan wat toch een land is van technologie en de laatste snufjes op dat gebied. Aangezien ze hier van de werkverschaffing zijn, is er een vriendelijke Japanse dame die, nadat ze onze tickets bekijkt, ons naar de juiste incheckbalie leidt. Lange rijen Japanners staan te wachten, maar wij zijn onmiddellijk aan de beurt.

Eén Japanner bekijkt onze tickets terwijl een andere onze koffers verder tilt. Nog een Japanner tilt de koffers op een lopende band en een Japanse dame checkt ons in. De stickers die zij produceert worden door weer een andere Japanner aan de koffers geplakt en de lopende band zet zijn beweging in gang. De laatste Japanner leidt ons verder naar de douane…

Tijdens de inmiddels gebruikelijke elf uur vliegen, geniet ik heerlijk van de Japanse gastvrijheid. Astrid slaapt en ik kijk dezelfde films als op de heenweg. Helaas is er geen ander filmaanbod, maar met een ijskoud Japans biertje erbij en wat ranzige Japanse mix sla ik me er wel doorheen. Weer in Nederland is het even wachten op onze koffers, maar dat biedt Astrid haar vader de tijd om naar Schiphol te komen. Voor ons gevoel is het ochtend, maar het is hartstikke avond. Een normale tijd in Nederland om het bed op te zoeken…

Zullen we kunnen slapen!? In ieder geval moeten we eerst de katten even tot bedaren brengen. Vooral Monster weet van geen ophouden als hij ons ziet… Wij weten ook van geen ophouden. Ruim een jaar later, als we een heuse gezinsuitbreiding hebben gehad, praten we nog wekelijks over Nieuw-Zeeland. Wat een prachtvakantie!

Reizen Nieuw-Zeeland

Specialisten Nieuw-Zeeland

Stay tuned

Wil jij elke maand naar Nieuw-Zeeland?

  • Schrijf je in voor de maandelijkse nieuwsbrief boordevol foto's, prijsvragen en insider tips.
  • Ook ontvang je speciale deals van onze partners.
  • En profiteer je van de leukste kortingen op reisproducten.

Aanmelden nieuwsbrief

Nieuw-Zeeland kenner